Uitgangen van de werkwoorden
3. Houd je goed! (Loop je, besef je, geef je, kom je)
Als je of jij na de pv staat, staat de pv in de ik-vorm (de stam; ik houd)
4. Houdt je vader van fietsen?
Wat is het onderwerp? Vraag: Wie houdt er van fietsen? je vader (hij)
Houdt hij van fietsen? (stam + t)
Je hoort bij vader. We kunnen ook zeggen: Jouw vader.
Houdt jouw vader van fietsen? (jouw is een bezittelijk voornaamwoord)
TIP: KIJK GOED WAT HET ONDERWERP IS EN WAT DE PERSOONSVORM IS.