This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Oefenen
Slide 1 - Slide
Sleep de namen naar de juiste plaats.
Prostaat
Zaadleider
Zwellichaam
Urineleider
Zaadbal
Balzak
Eikel
Voorhuid
Zaadblaasje
Bijbal
Slide 2 - Drag question
1
2
4
5
7
14
Baarmoeder
Vagina
Blaas
Eierstok
Eileider
Urinebuis
Slide 3 - Drag question
Wat is 'innesteling'?
A
Het embryo ligt in de verkeerde houding bij de geboorte.
B
een ander woord voor ovulatie.
C
De bevruchte eicel zet zich vast in de baarmoederwand.
D
Haargroei onder de oksels.
Slide 4 - Quiz
Als de vrouw de pil gebruikt kan ze geen soa krijgen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quiz
Welke betrouwbare voorbehoedsmiddelen werken tegen zwangerschap?
A
Pil & condoom
B
Pil
C
condoom
D
Voor het zingen de kerk uit.
Slide 6 - Quiz
De meest veilige seks heb je ...
A
als je voor het zingen de kerk uit gaat.
B
als je seks hebt met je vaste partner.
C
met een condoom om.
D
met een condoom + ander voorbehoedsmiddel.
Slide 7 - Quiz
Welke methode voor geboortebeperking is niet betrouwbaar?
A
de pil slikken
B
een condoom gebruiken
C
periodieke onthouding
D
een spiraaltje
Slide 8 - Quiz
Welk type voorbehoedsmiddel is hier weergegeven?
A
hormoonspiraaltje
B
sterilisatie
C
vrouwencondoom
D
Slide 9 - Quiz
Bescherming tegen SOA?
NIET
WEL
het condoom
vrouwencondoom
de pil
het spiraaltje
de nuvaring
Slide 10 - Drag question
Welke fase van de geboorte zie je op de afbeelding?
A
weeën
B
nageboorte
C
ontsluiting
D
uitdrijving
Slide 11 - Quiz
In de afbeelding zie je een doorsnede van het voortplantingsorgaan van de vrouw. Welke letter in de afbeelding geeft de plaats aan waar de anticonceptiering zich bevindt als die op de juiste manier is ingebracht?
A
Q
B
R
C
S
Slide 12 - Quiz
Wat is een andere naam voor placenta?
A
Embryo
B
Moederkoek
C
Foetus
D
Navelstreng
Slide 13 - Quiz
Waarom is prenataal onderzoek belangrijk?
A
Je krijgt te zien of hartje klopt en weet leeftijd
B
Je kan onderzoeken of er afwijkingen in het DNA zitten
C
Je kunt bij ernstige afwijking de zwangerschap afbreken
D
zowel A,B als C kloppen
Slide 14 - Quiz
Wat zijn weeën?
A
Sterke samentrekkingen van spieren in de baarmoederwand
B
samentrekking van spieren in de placenta
Slide 15 - Quiz
Dina heeft CVID. Door deze ziekte maakt haar lichaam onvoldoende antistoffen. Voordat de ziekte bij haar werd ontdekt, liep ze vaak infecties op. Regelmatig moest ze antibiotica gebruiken om deze infectieziekten te bestrijden. Inentingen leveren bij Dina geen goede immuniteit op. Daarom krijgt ze eenmaal per maand antistoffen uit donorbloed toegediend.
Is het toedienen van antistoffen aan Dina actieve immunisatie of is het passieve immunisatie?
A
actieve
B
passieve
Slide 16 - Quiz
Dwight heeft een bloedtransfusie nodig.
Van wie kan Dwight rode bloedcellen toegediend krijgen zonder gevaar voor klontering? Meer antwoorden mogelijk
A
ans
B
bert
C
cynthia
Slide 17 - Quiz
Tot voor kort kon een niertransplantatie alleen plaatsvinden als de donor en de ontvanger passende bloedgroepen hadden. Door een nieuwe techniek speelt de bloedgroep bij deze transplantatie geen rol meer. Bij die techniek worden bij de nierpatiënt de antistoffen tegen de donorbloedgroep uit het bloed gefilterd. Alle andere antistoffen gaan terug in het lichaam. Jasmijn is nierpatiënt en komt in aanmerking voor een niertransplantatie. Ze heeft bloedgroep 0. Door de nieuwe techniek kan zij van haar broer Mark een donornier ontvangen. Mark heeft bloedgroep A. Voordat de transplantatie wordt uitgevoerd, wordt het bloed van Jasmijn gefilterd. Welke antistoffen worden uit haar bloed verwijderd?
A
alleen anti-A
B
alleen anti-B
C
anti-A en anti-B
Slide 18 - Quiz
Anne is nierpatiënt. Haar man Joris biedt zich als nierdonor voor Anne aan. De weefseltypen van beiden komen voldoende overeen. Anne heeft bloedgroep B en Joris heeft bloedgroep A. Gelet op de bloedgroepen is Joris geen geschikte donor voor Anne. Wat is hiervoor de reden?
A
Het bloed van Anne bevat anti-A.
B
Het bloed van Anne bevat anti-B
C
Het bloed van Anne bevat antigeen B.
Slide 19 - Quiz
Dina heeft CVID. Door deze ziekte maakt haar lichaam onvoldoende antistoffen. Voordat de ziekte bij haar werd ontdekt, liep ze vaak infecties op. Regelmatig moest ze antibiotica gebruiken om deze infectieziekten te bestrijden. Inentingen leveren bij Dina geen goede immuniteit op. Daarom krijgt ze eenmaal per maand antistoffen uit donorbloed toegediend.
Hoe worden ziekten bestreden door het gebruik van antibiotica?
A
Door antibiotica worden alleen bacteriën onschadelijk gemaakt
B
Door antibiotica worden alleen virussen onschadelijk gemaakt.
C
Door antibiotica worden zowel bacteriën als virussen onschadelijk
gemaakt
D
Door antibiotica wordt het lichaam aangezet tot het maken van meer
antistoffen.
Slide 20 - Quiz
Sommige soorten ziekteverwekkers komen zo algemeen voor en worden zo gemakkelijk overgedragen, dat de meeste kinderen er al jong mee besmet raken. Als een kind van zo’n ziekte genezen is, treden er bij een volgende besmetting meestal geen ziekteverschijnselen meer op. Zulke ziekten worden kinderziekten genoemd omdat ze bijna nooit bij volwassenen voorkomen. Voorbeelden van kinderziekten zijn: bof, mazelen, rode hond, roodvonk en waterpokken. Van deze ziekten wordt roodvonk door een bacterie veroorzaakt, de overige door virussen. Sinds 1987 worden kinderen in Nederland ingeënt tegen bof, mazelen en rode hond. Het vaccin wordt het BMR-vaccin genoemd. Bevat het BMR-vaccin antigenen? En bevat het antistoffen?
A
alleen antigenen
B
alleen antistoffen
C
zowel antigenen als antistoffen
Slide 21 - Quiz
Op het celmembraan van rode bloedcellen kunnen zich antigenen bevinden die bepalend zijn voor de bloedgroepen van het AB0-systeem. Wetenschappers zijn erin geslaagd deze antigenen te verwijderen. Bloedcellen zonder die antigenen wil men gebruiken voor bloedtransfusie.
Welke mensen zouden zulke rode bloedcellen kunnen ontvangen zonder dat er samenklontering plaatsvindt?
A
alleen mensen met bloedgroep 0
B
alleen mensen met de bloedgroepen 0 en AB
C
alleen mensen met de bloedgroepen A en B
D
mensen met de bloedgroepen 0, A, B en AB
Slide 22 - Quiz
Myxomatose is een virusziekte die bij konijnen voorkomt. Het virus wordt overgedragen door bloedzuigende insecten zoals muggen. Een besmet konijn raakt door de ziekte zo verzwakt dat er ook ontstekingen optreden die door bacteriën worden veroorzaakt, zoals ontstekingen van ogen en longen. Konijnen kunnen tegen myxomatose worden ingeënt met een vaccin. Dit vaccin bevat verzwakte ziekteverwekkers. Inenting daarmee is een vorm van immunisatie en levert na één week al een goede immuniteit op. Hoe wordt deze vorm van immunisatie genoemd?
A
kunstmatige, actieve immunisatie
B
kunstmatige, passieve immunisatie
C
natuurlijke, actieve immunisatie
D
natuurlijke, passieve immunisatie
Slide 23 - Quiz
welke zintuigen liggen niet in de huid?
A
tastzintuigen
B
warmtezintuigen
C
evenwichtszintuigen
D
drukzintuigen
Slide 24 - Quiz
Wat is M
Slide 25 - Open question
In welke laag van de huid vind je de zweetklieren?
A
Opperhuid
B
Lederhuid
C
Onderhuids bindweefsel
D
Kiemlaag
Slide 26 - Quiz
Geef 2 redenen hoe je kunt zie dat dit een warme huid is.