Duits 9 einkaufen -paragraaf B Wortschatz- KGT

Duits 9 einkaufen-B -Wortschatz
1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Duits 9 einkaufen-B -Wortschatz

Slide 1 - Slide

Herzlich Willkommen! 2C

Slide 2 - Slide

Lernziele 9 Einkaufen - B -wortschatz
Vandaag in de les: leerdoel 
- dat je een eenvoudige tekst over winkelen kunt begrijpen
- oefentoets maken voor hoofdstuk 8 (donderdag 11 april 2e uur toets)
- woordjes bij deze paragraaf B oefenen
- quiz lessonUp
- ga verder met slim stampen


Slide 3 - Slide

huiswerk; schrijf in je agenda
huiswerk voorzover in les niet af   

- de opdrachten van hoofdstuk 9 -B opdr. 3 t/m 9 maken online
- slim stampen
- oefentoets hoofdstuk 8 maken online




Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Brot
Parfum
Saft und Bier
Eis
Kleidung
Obst und Gemüse
Bücher
Torten
die Metzgerei
das Modegeschäft
die Drogerie
der Supermarkt
der Obst- und Gemüseladen
die Buchhandlung
die Eisdiele/der Eissalon
die Konditorei
die Bäckerei
Fleisch

Slide 6 - Drag question

Kann ich Ihnen helfen?
Wieviel kostet das?
Kan ich bar zahlen?
Sonst noch etwas?
Ist das alles?
Kan ik u helpen?
Hoeveel kost dat?
Kan ik contant betalen?
Anders nog iets?
Is dat alles?

Slide 7 - Drag question

Ich brauche ein Kilo Tomaten.
Brauchen Sie eine Tasche?
Sie können hier nur mit Karte zahlen.
Das macht zusammen 25,30€ bitte. 
Sie können hier nur bar zahlen. 
Ik heb een kilo tomaten nodig. 
Heeft u een tas nodig? 
U kunt hier alleen pinnen. 
Dat is bij elkaar 25,30€ alstublieft. 
U kunt hier alleen cotant betalen. 

Slide 8 - Drag question

Wo finde ich die Bäckerei?
Das ist aber günstig. 
Möchten Sie außerdem noch etwas?
Das ist mir zu teuer. 
Guten Morgen! Was wünschen Sie?
Waar vind ik de bakkerij?
Dat is goedkoop. 
Wilt u anders nog iets?
Dat vind ik te duur. 
Goedemorgen. Wat wenst u?

Slide 9 - Drag question

müssen, sollen
A
moeten
B
zullen
C
moeten en zullen
D
mogen

Slide 10 - Quiz

vertaal "die Metzgerei"
A
de bakkerij
B
de slagerij

Slide 11 - Quiz

Sleep de juiste woorden naar elkaar:
heel erg
willen (beleefd)
nett
mögen
gekleurd
möchten
bunt
sehr
aardig
lusten

Slide 12 - Drag question

was bedeutet "ohne"?
A
zonder
B
met

Slide 13 - Quiz

die Konditorei
Metzger/Fleischerei
das Kaufhaus
die Drogerie
die Bäckerei
das Gemüse geschäft
der Supermarkt
das Kleidungs geschäft
die Eisdiele
de drogist
de supermarkt
de banketbakker
de ijssalon
de kledingwinkel
de slager
het warenhuis
de bakkerij
de groentewinkel

Slide 14 - Drag question

Vul de juiste vorm in:
Du _______ keine Ahnung.
A
hast
B
habe
C
hat
D
haben

Slide 15 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
_______ ihr das gesehen?
A
habt
B
hast
C
hat
D
habe

Slide 16 - Quiz

vertaal 'hoe gaat het met je'?
A
wie geht es mit dir?
B
wie geht es mit dich?
C
wie geht es dich?
D
wie geht es dir?

Slide 17 - Quiz

vertaal 'het gaat goed met mij'
A
es geht mit mich gut
B
es geht mich gut
C
es geht gut mit mich
D
es geht mir gut

Slide 18 - Quiz

Hoe noem je een mobieltje in het Duits?
A
Das Telefon
B
Das Ding
C
Die Mobil
D
Das Handy

Slide 19 - Quiz

huiswerk voorzover in les niet af
huiswerk voorzover in les niet af     
- de opdrachten van hoofdstuk 9 -B opdr. 3 t/m 9  online
- slim stampen
- oefentoets hoofdstuk 8 maken online

Dank jullie wel voor jullie aandacht


Slide 20 - Slide

Afronden 9 - B -Wortschatz
Afrondend in deze les:
- leerdoel om een  eenvoudige tekst over winkels te begrijpen
- nieuwe woordjes geleerd over winkelen
- quiz lessonUp = gedaan
- toets voorbereiding hoofdstuk 8
- huiswerk van deze les is hopelijk af
- jullie hebben goed gewerkt.

Slide 21 - Slide

Tschüss!
Bis zum nächsten Mal!

Slide 22 - Slide