8.2 Politiek-maatschappelijke stromingen

1 / 23
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je uitleggen:

  • hoe het liberalisme, nationalisme en conservatisme opkwamen.
  • hoe nieuwe natiestaten en een agressief nationalisme ontstonden.
  • hoe het socialisme opkwam en verdeeld raakte 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

a. Leg met twee voorbeelden uit hoe rergeringsleiders op het Congres van Wenen een machtsevenwicht tot stand brachten om een Franse dreiging te voorkomen.
b. Elementen van het ancien régime werden in Europa hersteld. Geef hiervan twee voorbeelden.

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

a. Noem vier opvattingen van het liberalisme en geef aan in welke sociale groep deze stroming veel aanhang had.
b. geef aan welke twee betekenissen nationalisme heeft.
c. Noem twee opvattingen van het conservatisme en geef aan in wwelke groepen deze stroming veel aanhang had.

Slide 7 - Open question

Leg met kaartgegevens uit waarom het nationalisme veel aanhang kreeg onder Duitsers, Italianen en Grieken.

Slide 8 - Open question

Gebruik de tekst Liberalisme, nationalisme en conservatisme. Bij welke stroming past de uitspraak het beste? Noteer telkens liberalisme, nationalisme of conservatisme.
a. Autoritaire vorsten moeten overal onrust en revoluties de kop indrukken.
b. Persoonlijke en economische vrijheid staan voorop.
c. Ieder volk met een gemeenschappelijke taal, geschiedenis en cultuur heeft recht op een eigen staat.
d. De leiding van kerk, adel, monarchie en leger is voor iedereen het beste.

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

a Leg met drie voorbeelden van geslaagde revoluties in de 19e eeuw uit dat de wensen van de burgerij niet meer werden genegeerd.
b Beschrijf hoe Bismarck het nationalisme gebruikte voor de stichting van een Duitse natiestaat onder leiding van Pruisen.
c Beschrijf welke twee ontwikkelingen het nationalisme doormaakte aan het eind van de 19e eeuw?

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Noem twee opvattingen van het socialisme en geef aan in welke sociale groep deze stroming veel aanhang had.
b Omschrijf het doel van de marxisten (radicale socialisten, communisten).
c Omschrijf het doel van de reformisten (gematigde socialisten, sociaaldemocraten)

Slide 15 - Open question

Gebruik de tekst 'Het verhaal van Karl Marx'
Noem twee werken van Marx en Engels.

Slide 16 - Open question

Gebruik afbeelding 8.10 blz. 100 TB
a Leg uit bij welke politieke stroming de afbeelding het beste past.
b Leg uit dat Marx een voorbeeld is van het kenmerkend aspect van deze paragraaf, maar dat hij niet representatief was voor de klasse waarvoor hij opkwam.

Slide 17 - Open question

Noteer de nummers van de volgende zes feiten van vroeger naar later.
1. België wordt een onafhankelijk koninkrijk
2. Binnen het socialisme ontstaat een gematigde stroming, het reformisme.
3. Duitse vorsten erkennen de koning van Pruisen als keizer.
4. Een bloedige volksopstand in Parijs maakt een eind aan de Franse monarchie.
5. EU regeringsleiders maken op het Congres van Wenen afspraken over de orde na Napoleon.
6. Liberale burgers beginnen zich te verzetten tegen autoritaire koningen.

Slide 18 - Open question

a. De afbeelding sluit aan bij liberalisme en socialisme. Leg dat voor elke stroming met beeldelementen uit.
b. Bedenkt wat nationalisten in 1889 van deze afbeelding vonden. Geef een uitleg.

Slide 19 - Open question

Gebruik bron 11 en nog eens bron 8.
Geef aan:
a Welk standpunt over de oorlog met Frankrijk de socialistische partij innam in 1870.
b. Welk argument daarbij werk gebruikt en
c. Bij welke elementen van bron 8 dat paste.

Slide 20 - Open question

Begrippen uit deze les:
politiek-maatschappelijke stroming: beweging die wil deelnemen aan het bestuur met bepaalde opvat-tingen over de inrichting van de staat en de maatschappij
Liberalisme: politiek-maatschappelijke stroming die streeft naar vrijheid 
Economisch liberalisme: stroming binnen het liberalisme die streeft naar een vrije markt.
Nationalisme: 1 voorliefde voor het eigen volk, 2 streven naar de vorming van een natiestaat.
natiestaat: staat van één volk. 
Conservatisme: politiek-maatschappelijke stroming die streeft naar behoud van bestaande toestanden 
socialisme: politiek-maatschappelijke stroming die streeft naar meer gelijkheid

Slide 21 - Slide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 22 - Open question


Stel 1 vraag over iets dat je deze
les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 23 - Open question