Fictie blok 1, 3G

Lesplanning

Lesdoel
Instructie (aantekeningen maken)
Zelfstandig werken
Einde van de les
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lesplanning

Lesdoel
Instructie (aantekeningen maken)
Zelfstandig werken
Einde van de les

Slide 1 - Slide

Doel van de les 
Aan het einde van de les weet je wat fictie is en of iets realistisch of niet-realistisch is.


Slide 2 - Slide

Fictie?!

Slide 3 - Mind map

Fictie

Is een verzonnen verhaal.


Soorten fictie:

  • Strip
  • Boek / gedichten
  • Film
  • Serie
  • Korte verhalen
  • Musical

Slide 4 - Slide

Fictie is altijd niet-realistisch.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Realistisch
Sommige verhalen zijn fictie, maar wel geloofwaardig. Dat wat er in het verhaal gebeurt, zou in het echt ook kunnen gebeuren. 

Een voorbeeld  is het boek Spijt van Carry Slee. In dit verhaal wordt een jongen gepest. Dit is een realistisch verhaal.


Niet-realistisch
Andere verhalen zijn fictie, maar niet geloofwaardig. Dat wat er in het verhaal gebeurt, zal in het echt niet gauw gebeuren. 

Een voorbeeld is de film Home alone. In deze film gaan de ouders van Kevin op vakantie en vergeten ze hem mee te nemen. Dit is een niet-realitisch verhaal.

Slide 6 - Slide

Fictie
Fictie
Fictie
Non-fictie
Non-fictie
Non-fictie

Slide 7 - Drag question

Wat ga je doen?

Maak opdr. 1 en opdr. 4 vraag 1 t/m 3
Zelfstandig
Stilte (oortjes toegestaan)
Vragen? Steek je vinger op
Klaar? Maak je leesautobiografie af

Slide 8 - Slide

Lesplanning

Lesdoel
Instructie (aantekeningen maken)
Zelfstandig werken
Einde van de les

Slide 9 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van de les weet je hoe een verhaal is opgebouwd.

Aan het einde van de les weet je wat beeldspraak is en kun je het herkennen in teksten.

Slide 10 - Slide

Hoe wordt een verhaal opgebouwd?

Slide 11 - Open question

Het opbouwschema van verhalen 

Slide 12 - Slide

Wat is beeldspraak?
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 13 - Quiz

Beeldspraak 

Slide 14 - Slide

Beeldspraak: vergelijking 
Een vergelijking is een vorm van beeldspraak die expliciet de overeenkomst noemt tussen het onderwerp en iets anders. 

Er wordt gebruikt gemaakt van de woorden ‘als/van’ of een vorm van het werkwoord ‘lijken’.

Slide 15 - Slide

Voorbeeld
Hij is zo wit ALS een lijk

Het winkelcentrum is zo druk ALS haringen in een ton.

Slide 16 - Slide

Beeldspraak: vergelijking 
Als-vergelijking: het object en het beeld worden beide genoemd en met elkaar verbonden door (zo)als.

De vijand kwam als een dief in de nacht.
Lachen als een boer die kiespijn heeft. 
Hij ging er als een haas vandoor. 

Slide 17 - Slide

Beeldspraak: vergelijking 
Vergelijking met "van":

Jantje is een schat  van een kind en zijn vader een beer van een vent.

Slide 18 - Slide

Wat is geen vergelijking?
A
Zo gek als een deur
B
Zo is het gegaan
C
Zo zacht als dons
D
Zo eerlijk als goud

Slide 19 - Quiz

Wat ga je doen?

Maak opdracht 5 en 6
Zelfstandig 
In stilte (oortjes toegestaan)
Vragen? Steek je vinger op
Klaar? Leesautobiografie afmaken

Slide 20 - Slide