Spelling h3

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Spelling hoofdstuk 3 

Planning

• Lezen/ met fictieopdracht bezig
• Korte uitleg spelling
• Opdrachten maken
• Herhaling eerdere paragrafen 

Planning: morgen spelling hoofdstuk 3 af

7 februari toets  - 9 maart inleveren fictieverslag op Magister

Hoofdletters 

1. Aan het begin van de zin. 

Uitzonderingen:

30 procent van de dieren leeft nog. 

's Morgens ben ik erg moe. 

't Is ook wat!

Let ook op de plaats van de komma! 

Hoofdletters 

2. Bij een eigennaam 

namen van mensen

plaatsen + landen

merknamen

films + boeken + series

Hoofdletters

3. Bij feestdagen en historische gebeurtenissen

Valentijnsdag

Kerstmis

Tweede Wereldoorlog 

Maken...

Kijk goed naar je bolletjespapier! Loop je voor of loop je achter? 

Op 7 februari is de toets. Je moet alle opdrachten voor 6 februari hebben gemaakt en ik moet dit afgetekend hebben!

Quizlet hoofdstuk 3: https://quizlet.com/_4555gv

Quizlet hoofdstuk 4: https://quizlet.com/_47o21o

Herhaling grammatica h3 

Een persoonlijk voornaamwoord staat vaak in de plaats van een...

Als het persoonlijk voornaamwoord het onderwerp is, staat het in de...

Het onderwerp vind je met de volgende vraag...

Het persoonlijk voornaamwoord staat in de voorwerpsvorm als...

Een lijdend voorwerp vind je met de volgende vraag...

Een meewerkend voorwerp vind je met de volgende vraag...

Een voorzetsel vind je door...

Maak een zin met een persoonlijk voornaamwoord en een bezittelijk voornaamwoord.

Wat is het verschil tussen een hoofdtelwoord en een rangtelwoord?

Ik lees graag boeken.
Lees is een...

1. Hww
2. Zww

Hij heeft vaak gefietst.
Gefietst is een...

1. Hww
2. Zww

Hij heeft vaak gefietst.
Heeft is een...

1. Hww
2. Zww

Hij is vaak aan het eten.
Is is een...

1. Hww
2. Zww

Zou jij dat even voor mij willen maken?
Maken is een...

1. Hww
2. Zww

De serveerster heeft een glas cola gegeven.

1. Heeft is een hww en gegeven is een zww
2. Heeft is een zww en gegeven is een hww
3. Heeft is een hww en gegeven is een hww
4. Heeft is een zww en gegeven is een zww