This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
as maandag
- we beginnen met coach
-om 8.50 mentor dus iedereen.
Slide 2 - Slide
Qu'est-ce qu'on va faire?
-overhoren app 7 en 9
-herhalen werkwoorden met gevoel
-introductie app 10 vraagwoorden
-online werken
Slide 3 - Slide
Hij heeft veel hobby's
Slide 4 - Open question
Zullen we samen huiswerk maken?
Slide 5 - Open question
Ik heb een hekel aan geschiedenis.
Slide 6 - Open question
Wat heb je als hobby?
Slide 7 - Open question
Ik zit op Instagram
Slide 8 - Open question
Op woensdag ben ik om 12 uur vrij.
Slide 9 - Open question
Malik drumt
Slide 10 - Open question
Begin je om 8 uur?
Slide 11 - Open question
Grammaire
aimer adorer détester préférer
Betekenis: houden van
Na 'aimer' komt een lidwoord.
Voorbeeld: j'aime le français ( ik hou van x Frans)
Aimer is een regelmatig werkwoord!
Betekenis: dol zijn op... Na 'adorer' komt een lidwoord.
Voorbeeld: elle adores le sport( zij is dol op x sport)
Adorer is een regelmatig werkwoord!
Betekenis: een hekel hebben aan... Na 'détester' komt een lidwoord. Voorbeeld: nous détestons les devoirs( wij hebben een hekel aan x huiswerk) Détester is een regelmatig werkwoord!
Betekenis: liever hebben / de voorkeur geven aan .... Na 'préférer' komt een lidwoord. Voorbeeld: tu préfères la musique ( jij hebt liever x muziek/ jij geeft de voorkeur aan x muziek) Préférer is een (bijna) een regelmatig werkwoord!
werkwoorden van gevoel
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
Welke werkwoorden van gevoel ken je nu?
Slide 14 - Open question
Wat komt er na een werkwoord van gevoel in het Frans?
Slide 15 - Open question
Grammaire
Attention!!
De toevoeging van het lidwoord is dus alleen bij zelfstandige naamwoorden!
Werkwoorden mag je in zijn geheel er achter plakken!
Dus:
J'aime regarder la télévsion!
Slide 16 - Slide
Vraagwoorden (introductie)
Slide 17 - Slide
Welke vraagwoorden kennen jullie al in het Nederlands?
Slide 18 - Mind map
Un texte, Welke 8 vraagwoorden zien jullie?
Bonjour , Comment vas-tu et Où vas-tu?
Je vais bien, merci. Je vais à la fête, pourquoi?
J'y vais aussi! Quelle est l'adresse? C'est 19 rue de la gare, tu vas à la fête avec qui? J'y vais avec Robin, quel est ton cadeau?
Je vais donner une robe, qu'est-ce que tu vas donner?
Moi je vais donner un gâteau, la fête commence quand?
La fête commence à 20 heures!
Slide 19 - Slide
Un texte, Welke 8 vraagwoorden zien jullie?
Bonjour , Comment vas-tu et Où vas-tu?
Je vais bien, merci. Je vais à la fête, pourquoi?
J'y vais aussi! Quelle est l'adresse? C'est 19 rue de la gare, tu vas à la fête avec qui? J'y vais avec Robin, quel est ton cadeau?
Je vais donner une robe, qu'est-ce que tu vas donner?
Moi je vais donner un gâteau, la fête commence quand?