VWO BK Kapitel 1 Berlin Gramm A,B,D Woordjes Lektion 1,2,3+Redem

Vertaal: das Bundesland
A
het bondsland
B
de bondsstaat
C
de deelstaat
D
de provincie
1 / 11
next
Slide 1: Quiz

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Vertaal: das Bundesland
A
het bondsland
B
de bondsstaat
C
de deelstaat
D
de provincie

Slide 1 - Quiz

Vertaal: immer
A
nu
B
altijd
C
vooral
D
immers

Slide 2 - Quiz

Vertaal: wenn
A
wanneer
B
altijd
C
als
D
soms

Slide 3 - Quiz

Vertaal: het kleinkind
A
der Enkel
B
Das Kleinkind
C
die Enkelin
D
das kleine Kind

Slide 4 - Quiz

Vertaal: Hast du Geschwister?
A
Heeft hij zussen?
B
Heb jij een zussen?
C
Heeft hij broers en zussen?
D
Heb je broers en zussen?

Slide 5 - Quiz

Vertaal: oft
A
soms
B
vaak
C
ook
D
als

Slide 6 - Quiz

Hoe beantwoord jij de volgende vraag:
Hast du Geschwister?
A
Ja, es geht mir gut.
B
Nein, ich bin ein Einzelkind.
C
Nein, meine Eltern sind geschieden.
D
Ja, das ist mein Cousin.

Slide 7 - Quiz

Welke vorm van het werkwoord "wohnen" is juist?
A
ich wohn
B
du wohnt
C
ihr wohnen
D
wir wohnen

Slide 8 - Quiz

Welke vorm van het werkwoord "tanzen" is onjuist?
A
ich tanze
B
du tanzst
C
ihr tanzt
D
sie tanzt

Slide 9 - Quiz

Vertaal:
jullie komen (kommen)

Slide 10 - Open question

Hoe vorm je
in het Duits
de stam
van een werkwoord?

Slide 11 - Mind map