This lesson contains 14 slides, with interactive quiz, text slides and 3 videos.
Items in this lesson
Week 37
Slide 1 - Slide
Opzet week 37 - 7 t/m 11 september
Les 1: leesvaardigheid
Taalacademie (blz. 8-11)
Les 2: leesvaardigheid
Taalacademie (blz. 8-11)
Les 3: fictie
Plot (blz. 90-91)
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Deze week oefen je met:
het herkennen en toepassen van de termen 'mediawijsheid, plagiaat en phising'.
het beargumenteren en discussiëren omtrent de invloed van internet op maatschappelijke ontwikkelingen.
het herkennen van een plot in een fictief verhaal.
het vormgeven van een plot voor een fictief verhaal.
Slide 3 - Slide
Stappenplan
Neem aan het begin van de week de LessonUp door.
Lees de theorie in het boek wanneer dat nodig is.
Noteer vragen die jij eventueel tijdens de les kunt stellen.
Maak de oefenvragen wanneer deze aanwezig zijn in de LessonUp.
Zorg dat je elke week de juiste taken maakt. Zie hiervoor de ontvangen planning.
Slide 4 - Slide
Les 1 en les 2
Leesvaardigheid:
1. Taalacademie (blz. 8-11)
Bekijk de filmpjes in de volgende dia's. Het is mogelijk om daarbij de tekst te lezen op bladzijde 8 en 9.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Op welke manieren maak jij gebruik van de media? Hoe 'mediawijs' ben jij?
Slide 7 - Open question
Mediawijsheid - fake news
Tegenwoordig heeft bijna iedereen 24/7 toegang tot (sociale) media. Je bent snel op de hoogte van nieuwe informatie en je kunt alles delen met vrienden en familie. Daarentegen zorgen al deze verschillende mediavormen er ook voor dat niet alle informatie betrouwbaar is. Je komt steeds vaker in aanraking met fake news.
De vraag is nu: waarom wordt er fake news geproduceerd?
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Les 3
Schrijfvaardigheid/fictie:
2. Plot (blz. 90-91)
Lees de theorie op bladzijde 90. Daarna kun je verder met de LessonUp.
Slide 10 - Slide
Plot
De plot is een zeer korte omschrijving van de kern van het verhaal.
Slide 11 - Slide
Verhaallijn
Een verhaallijn (ontwikkeling) verloopt vaak via de onderstaande stappen.
Er is een hoofdpersoon. Deze wil iets: hij heeft een doel, wens of probleem.
Hij moet in actie komen om dit doel te behalen of het probleem op te lossen.
Hij ondervindt weerstand. Er zijn mensen die hem tegenwerken of er zijn andere obstakels.
Er komen beschermers of helpers op zijn pad.
Na allerlei gebeurtenissen nadert hij zijn doel. Tot het laatst blijft hij spannend of het hem lukt.
Hij bereikt zijn doel, lost het probleem op en overwint de tegenstanders. Of het loopt niet goed af.
De weg die hij heeft afgelegd, heeft hem veranderd.
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
Taken week 37
Leesvaardigheid:
1. Taalacademie opdrachten 1-5, 7 (blz. 10-11)
+ Drillsteroefening taalacademie online
Schrijfvaardigheid/fictie:
2. Plot opdrachten 1-5 (blz. 91)
Boek 1 halen mediatheek. Je kiest een boek van de boekenlijst (zie ELO).