Hoofdstuk 3 onderdeel A: reizen + future

Week 11 les 1
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Week 11 les 1

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je leert over een record over het bezoeken van de meeste landen
  • Je leest over waarom mensen reizen
  • Je leert de "future" (toekomst aanduiden in het Engels)

LET OP: ALLE OPDRACHTEN ONLINE MAKEN TENZIJ ANDERS AANGEGEVEN

Slide 2 - Slide

PLENDA
Fiction 2 online maken en onderdeel B voor de Kerstvakantie afhebben.


Maken File 3A opdracht 1, 2,4 ,5, 8 en 9 tijdens het zelfstandig werken op het leerplein. Dit is meteen huiswerk!
Lees ook de grammatica goed door (gele blokken!)
Leer van de Words and Phrases Part A van: 'abroad' t/m 'rejuvenate'. Zorg dat je de woorden in zinnen kunt gebruiken dus lees ook de zinnen die ernaast staan goed door!

Slide 3 - Slide

Homework
Geen. Net toetsweek gehad.

Slide 4 - Slide

In welke landen ben jij al een keer geweest?

Slide 5 - Open question

Wat is volgens jou het leukste vakantieland?

Slide 6 - Open question

The Future Tenses

Slide 7 - Slide

3 opties
Will + hele werkwoord
to be + going to + hele werkwoord
Present Simple


Slide 8 - Slide

Will + hele werkwoord

Wanneer?
 1. Aanbieden
 2. beloftes
 3. aankondiging 
 4. besluit
 5. voorspelling zonder bewijs

6. Vraag/voorstel = shall

  1. We will get some tea and a slice of cake.  
  2.  I will clean my room this weekend, I promise!  
  3. Amy will not go to Spain this summer.  
  4. I will go to the doctor with you.  
  5.  Will Brody become a police officer?  

Slide 9 - Slide

To be + going to + hele ww

Wanneer?
1. Wat iemand wel of niet van plan is de toekomst. (staat nog niet vast en is minder specifiek!) 

 2. een voorspelling met bewijs.





  1. I am going to visit my uncle next week. 
  2. It isn’t going to rain. Look at the sky, it is blue! 

Slide 10 - Slide

Present Simple

Wanneer?
Tijden met een vast schema; school, trein etc.

 





  1. The train departs at 9 o’clock. 
  2. The break ends in 15 minutes.  

Slide 11 - Slide

School ___ (start) at 8 am so they'll need to get up early.

Slide 12 - Open question

___ we ___ (organise) a barbecue in the garden?

Slide 13 - Open question

Jake ___ (be) jetlagged after the 14-hour flight.

Slide 14 - Open question

Work alone
Fiction 2 online maken en onderdeel B voor de Kerstvakantie afhebben.

Maken File 3A opdracht 1, 2,4 ,5, 8 en 9 tijdens het zelfstandig werken op het leerplein. Dit is meteen huiswerk!
Lees ook de grammatica goed door (gele blokken!)
Leer van de Words and Phrases Part A van: 'abroad' t/m 'rejuvenate'. Zorg dat je de woorden in zinnen kunt gebruiken dus lees ook de zinnen die ernaast staan goed door!

Slide 15 - Slide