Woordenschat H1 en H2 herhalen

WELKOM 

bij Nederlands 



1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

WELKOM 

bij Nederlands 



Slide 1 - Slide

Planning vandaag
  • Planning periode
  • herhalen woordenschat h1 en h2
  • opdrachten

Slide 2 - Slide

Planning periode A

Toets Woordenschat H1-H5: 
maandag 11 november


Slide 3 - Slide

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Je zegt iets met plaatjes
B
Je bedoelt iets anders dan je letterlijk zegt
C
Je bedoelt precies wat je zegt

Slide 4 - Quiz

Wat betekent:

Hij woont in het hart van de stad.
A
Hij leeft in de stad
B
Hij woont in het midden/centrum van de stad
C
Hij woont in een buitenwijk van de stad

Slide 5 - Quiz

Wat is letterlijk taalgebruik?
A
Precies zoals het er staat.
B
Er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat.

Slide 6 - Quiz

Wat is geen manier om een woordbetekenis in de tekst te vinden?
A
Een voorbeeld zoeken
B
Een tegenstelling zoeken
C
De alinea overslaan
D
Zoeken naar een bekend woorddeel

Slide 7 - Quiz

Figuurlijk taalgebruik
Letterlijk taalgebruik
Anouk rekende op Laure: ze schreef 2 + 2 op haar arm

Slide 8 - Drag question

letterlijk taalgebruik
figuurlijk taalgebruik
zoals het er staat
niet precies zoals het er staat
uitdrukkingen, spreekwoorden, zegswijze

Slide 9 - Drag question

Figuurlijk taalgebruik
Letterlijk taalgebruik
bij wijze van spreken, niet werkelijk
als iets precies weergeeft wat er geschreven of gezegd is

Slide 10 - Drag question

Zij hebben knallende ruzie.
Wat een zware tas met stenen!
Letterlijk
Figuurlijk

Slide 11 - Drag question

Bevat de zin beeldspraak en is het letterlijk of figuurlijk?  Kies!

wel beeldspraak
geen beeldspraak
letterlijk
figuurlijk

Slide 12 - Drag question

figuurlijk taalgebruik
letterlijk taalgebruik
de tas is zwaar
de zware storm

Slide 13 - Drag question

Vandaag
Leren: wat figuurlijk taalgebruik is en voorbeelden hiervan

Maken: woordenschat H2 (figuurlijk taalgebruik)

Daarna: beginnen met woordenschat H3 (voorvoegsels)



Opdrachten niet af? Zet ze in je daltonplanagenda: bij vrijdag. 
timer
10:00

Slide 14 - Slide

Woordenschat H2:
figuurlijk taalgebruik
In teksten kom je vaak woorden of uitdrukkingen met een figuurlijke betekenis tegen. 
Er wordt dan iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat. 

Hij woont in het hart van de stad.
  • Hij woont in het centrum / het midden van de stad.
We sliepen onder de blote hemel.
  • We sliepen buiten.
De radijsjes schoten de grond uit.
  • De radijsjes groeiden heel snel.

Slide 15 - Slide