Woordenschat H2 les 1

Nederlands 
Woordenschat H2
Les 1 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands 
Woordenschat H2
Les 1 

Slide 1 - Slide

Doel van de les:
Vandaag leer je wat figuurlijk taalgebruik is. 

Slide 2 - Slide

Figuurlijk taalgebruik
In teksten kom je vaak woorden of uitdrukkingen met een figuurlijke betekenis tegen. Er wordt dan iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat.

Slide 3 - Slide

Er staat:
Hij woont in het hart van de stad.
We sliepen onder de blote hemel.
Bedoelt wordt:
Hij woont in het centrum/het midden van de stad.

Slide 4 - Slide

Er staat:
  1. Hij woont in het hart van de stad.
  2. We sliepen onder de blote hemel.
  3. De radijsjes schoten de grond uit.
Bedoelt wordt:
  1. Hij woont in het centrum/het midden van de stad.
  2. We sliepen buiten.
  3. De radijsjes groeiden heel snel.

Slide 5 - Slide

Eens kijken wat jullie al weten. 

Slide 6 - Slide

Er volgen nu wat voorbeelden. Kies uit figuurlijk of letterlijk taalgebruik. 

Slide 7 - Slide

Zij kookt van woede.
A
Figuurlijk
B
Letterlijk

Slide 8 - Quiz

Dit meisje kookt 'figuurlijk' van woede. Je kunt natuurlijk niet echt koken van woede. Dat zou er, zoals op het plaatje, wel heel gek uit zien. Men zegt dit als iemand heel erg kwaad is. 

Slide 9 - Slide

Je kop in het zand steken.
A
figuurlijk
B
letterlijk

Slide 10 - Quiz

Je steekt natuurlijk niet letterlijk je kop in het zand. Dat zou er anders ongeveer zo als het meisje hiernaast uit zien. 
Er wordt letterlijk bedoelt dat je net alsof doet of er geen probeem is, terwijl dit wel zo is. 

Slide 11 - Slide

De boom groeit echt snel.
A
figuurlijk
B
letterlijk

Slide 12 - Quiz

Franks vader is een boom van een vent.
A
figuurlijk
B
letterlijk

Slide 13 - Quiz

Toen kwam de aap uit de mouw.
A
figuurlijk
B
letterlijk

Slide 14 - Quiz

De aap klimt in de boom.
A
figuurlijk
B
letterlijk

Slide 15 - Quiz

Nu hebben jullie wat geoefend met het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik. 

Slide 16 - Slide

Aan de slag 
Maak nu opdracht 1 t/m 3 op blz. 66. 
Ben je al klaar? Ga dan verder met opdracht 4. 

Slide 17 - Slide

Goed gedaan!
Ben je nog niet helemaal klaar met opdr. 1 t/m 3? Maak deze dan thuis verder af.

Slide 18 - Slide