De student kan verschillende soorten gesprekken benoemen
De student oefent met het stellen van open en gesloten vragen
Paragraaf 7.4.
Slide 4 - Slide
Werkvorm voorkennis ophalen
Schrijf op een A4 wat je weet over gesprekstechnieken.
Vouw je A4 tot een propje.
Gooi op mijn teken je propje in het midden van de groep
Pak een propje van iemand anders en vul de voorkennis aan.
Slide 5 - Slide
Verschillende soorten gesprekken
Open gesprek (gesprek waarbij de inhoud en structuur niet vast ligt)
Gesloten gesprek (gesprek waarbij de inhoud en structuur juist vast staat)
Half open gesprek (gesprek waarbij de structuur vast staat, maar de inhoud niet)
Slide 6 - Slide
Werkvorm half open gesprekken
Rollenspel:
Minimaal 5 studenten spelen een rollenspel.
De overige studenten gaan het rollenspel observeren en beschrijven welke soort vragen er worden gesteld.
Wie gaat er het rollenspel spelen:
Slide 7 - Slide
Terugkoppeling theorie
Gespreksvaardigheden:
Gesloten vragen
Open vragen
Actief luisteren
Doorvragen
Samenvatten
Stiltes laten vallen
Slide 8 - Slide
Werkvorm 'wie ben ik'
Schrijf een (bekend)persoon op, waarvan je denkt dat iedereen die kent.
Plak je post-it op iemand anders zijn rug.
Stel alleen gesloten vragen!
Je mag maar 1 gesloten vraag stellen per student!
Slide 9 - Slide
Terugkoppeling werkvorm
Hoe heb je het ervaren?
Vond je het lastig?
Welke vragen heb je gesteld?
Slide 10 - Slide
Gesprekken met ouders
Mondelinge communicatie:
Mondelinge communicatie bij inloop en uit school
Ouder avonden
Telefonisch contact bij ziekte of zorgen
Schriftelijke communicatie:
Overdracht
Rapporten
Slide 11 - Slide
Eindopdracht 1
Je gaat een schriftelijke overdracht schrijven. Kies uit de volgende opties:
Schrijf een overdracht naar je stagebegeleider toe, over de situatie waarin jij met één leerling of een groep leerlingen buiten de klas aan het werken was.
Schrijf een overdracht naar ouders over één leerling in de groep. Beschrijf daarbij hoe deze leerling zich ontwikkeld heeft de afgelopen periode.
Schrijf een overdracht naar ouders over één leerling in de groep. Beschrijf hoe je deze leerling die dag hebt begeleid en wat de positieve uitkomsten waren voor de leerling.
Slide 12 - Slide
Eisen eindopdracht
Beschrijf waarom je voor één van de drie keuzes hebt gekozen.
Bewijs aanleveren van de schriftelijke overdracht.
Beschrijf de feedback of eventuele reactie die je hebt gehad op jouw schriftelijke overdracht.