Cognitieve ontwikkeling

Doelgroepen Marlies

Cognitieve ontwikkeling
1 / 24
next
Slide 1: Slide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Doelgroepen Marlies

Cognitieve ontwikkeling

Slide 1 - Slide

Doelen
- Ik kan na deze les verschillende stadia van de cognitieve ontwikkeling benoemen en hierbij voorbeelden geven.

- Ik kan na deze les  verschillende visies op de cognitieve ontwikkeling beschrijven, waaronder de visie van Piaget en de visie van Lev Vygotsky.

-Ik kan na deze les verschillende stadia in de cognitieve ontwikkeling en de bijbehorende kenmerken en handelingen benoemen.

Slide 2 - Slide

Voorschoolse periode= 2-6 jaar

Pre-operationele denken:
Fase van peuters en kleuters= een tussenfase tussen het magische en logisch denken. 

-->  Kenmerken van concreet logisch redeneren, maar afleiding door toevalligheden, emoties en fantasie.

Wat is typisch voor pre-operationeel denken?
Echte verklaring van zaken is nog niet te bevatten.




Slide 3 - Slide

Pre-operationeel denken volgens Piaget: 
Karakteristieken peuters: 
- Magie: geen onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid

- Animisme
- Denken over voorwerp of situatie kan plotseling veranderen
- Denken is egocentrisch gekleurd
- Artificialisme
- Transductief denken 




Slide 4 - Slide

Pre-operationeel denken volgens Piaget: 
Karakteristieken kleuters:
- Denken is irreversibel: moeite in redenering in omgekeerde volgorde te volgen

- Geen conversatiebegrip
- Denken is eendimensionaal  

Slide 5 - Slide

Kanttekeningen theorie Piaget in combinatie met theorie Vygotski 

- Benadering in denkschema’s op wat kind niet kan
- Psycholoog Bruner: in deze benadering weinig waarde aan de rol vd omgeving
- Geen beïnvloeding van cognitieve ontwikkeling door aard van het onderwijs dat het kind krijgt. Is dit wel zo?
- Wel erkenning door Piaget dat taal van invloed is op de ontwikkeling van de denkschema’s.
- Kritiek dat logisch redeneren eerder wordt bereikt door specifieke training, Vygtotski (Russische psychologisch) brengt dit in verband met ‘zone van naaste ontwikkeling’, kind kan met intensieve hulp datgene wat zonder hulp niet kan.
- Kinderlijk denken (fantasie en magie) ondergeschikt aan rationele denken.  





Slide 6 - Slide

Ervaringsopdracht: Ervaar de prikkels
Sluit je ogen en luister naar het audiofragment.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Cognitieve ontwikkeling kinderen van 6-12 jaar 
kindrijpe school

karakteristieken schoolkind:
- Weerstand tegen schijn
- Kennis staat centraal
- Verschillende denkoperaties bijvoorbeeld tegenstellingsparen en wederkerigheid.  



Slide 9 - Slide

motivatie

Beiden van invloed op het leren
Onderwijs: extrinsieke motivatie à intrinisieke motivatie 

Slide 10 - Slide

leerproblemen
* Problemen met schoolse leertaken
* Klassikaal lesgeven niet voor iedereen ideaal; Aangeven dat deze leerlingen aanpassingen nodig hebben.
- Kinderen met aandachts- en concentratiestoornissen of ADHD
- Opvoedingsproblemen en gedragsproblemen en een antisociale gedragsstoornis (ODD, CD)
- Verstandelijke beperking
- Contact- of autistiforme stoornissen
- Overige problematiek zoals motorische en/of zintuigelijke stoornissen
- Dyslexie en dyscalculie
 







Slide 11 - Slide

 Uitgangspunt speciaal onderwijs
Deze groepen kinderen zijn niet onder te brengen binnen regulier onderwijs, daarom naar een andere plaats voor onderwijs ‘op maat’.  

Slide 12 - Slide

WSNS: Weer Samen Naar School 
- Expertise uit speciaal onderwijs binnen het reguliere onderwijs.

- Doel: gehandicapte kind niet isoleren van andere kinderen. 

Slide 13 - Slide

SBO: speciaal basisonderwijs

- Laag intelligentie niveau/leerachterstand. Valt onder de wet op het primair onderwijs.

- Bij het verlaten moet dezelfde basiskennis zijn behaald als kinderen die op reguliere basisschool hebben gezeten. 

- SBO is verdeeld in 4 clusters.
 




Slide 14 - Slide

Is het nog duidelijk voor jullie tot nu toe?!
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Wat betekend het cognitivisme
A
Kennis moet jezelf maken/creëren door te experimenteren
B
Kennis krijg je aangeleerd door bijvoorbeeld normen
C
Het heeft niet met kennis te maken
D
Kennis krijg je niet vanzelf, maar door een studie te volgen

Slide 16 - Quiz

Welke onderzoeker hoort bij het cognitivisme?
Zoek het op als je het niet zeker weet.
A
Pavlov (Honden)
B
Skinner (Duiventest)
C
Piaget (experimenteren)
D
Vygotsky (interactie en omgeving)

Slide 17 - Quiz

Welke onderzoeker hoort bij het constructivisme?
Zoek het op als je het niet zeker weet.
A
Pavlov (Honden)
B
Skinner (Duiventest)
C
Piaget (experimenteren)
D
Vygotsky (interactie en omgeving)

Slide 18 - Quiz

Op welke wijze kijken de sociaal constructivisten tegen leren aan?
A
Als het actief construeren van kennis door persoonlijke betekenisverlening.
B
Als het koppelen van nieuwe prikkels aan gedragsverandering.
C
Als het overnemen van de kennis die door de docent is gegeven.

Slide 19 - Quiz

Welke begrippen horen NIET bij de rechterhersenhelft?
A
Ritme en kleur
B
Ruimtelijk inzicht en 3D
C
Woorden en volgorde
D
Zintuigen en dagdromen

Slide 20 - Quiz

In welke fase van het cognitivisme kan een kind reflecteren op wat hij/zij heeft gedaan?
A
sensomotorische fase
B
pre operationele fase
C
concreet operationele fase
D
formeel operationele fase

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Video

Als je dyslexie hebt let je gewoon niet genoeg op.
A
Ja, ze moeten gewoon harder werken.
B
Nee, hun ogen slechter dan bij andere mensen.
C
Ja, dyslectische mensen kletsen teveel.
D
Nee, het is aangeboren dus je kan er niks aan doen.

Slide 23 - Quiz

Door animisme denkt de peuter dat een dier of een ding menselijke eigenschappen heeft : vb 'de auto is stout'
A
Ja
B
neen

Slide 24 - Quiz