This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Leerdoelen
Je kunt omzet, brutowinst en nettowinst berekenen
Slide 1 - Slide
Het doel van een onderneming
Het doel van een onderneming is winst maken.
Simpel gezegd: winst = omzet - kosten
Slide 2 - Slide
Noem een voorbeeld van bedrijfskosten.
Slide 3 - Open question
Van omzet naar ....
Omzet
- .............................
= ............................
- .............................
= .............................
Slide 4 - Slide
Van omzet naar ....
Omzet (= afzet x verkoopprijs)
- Inkoopwaarde (= afzet x inkoopprijs)
= Brutowinst
- Bedrijfskosten
= Nettowinst
Slide 5 - Slide
Hoe bereken je de brutowinst?
A
nettowinst -
bedrijfskosten
B
omzet -
inkoopprijs
C
afzet x prijs
D
bedrijfskosten -
inkoopprijs
Slide 6 - Quiz
De omzet van de kledingwinkel van Tevin is € 35.000, de inkoopwaarde is € 15.000 en de kosten zijn € 7.500. De brutowinst is:
A
€ 20.000
B
€ 12.500
C
€ 2.500
D
€ 75.000
Slide 7 - Quiz
Joyce heeft een lampenwinkel. Haar omzet in november dit jaar is € 22.000. In dezelfde maand vorig jaar was dat € 20.000. Wat is er veranderd aan de omzet?
A
De omzet is gestegen met € 22.000.
B
De omzet is gestegen met € 2.000.
C
De omzet is gedaald met € 2.000.
D
De omzet is gedaald met € 20.000.
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Video
zelfstandig werken
maak opg 4.9 t/m 4.14
Slide 10 - Slide
Een eigen bedrijf starten
Noem zoveel mogelijk kwaliteiten/ eigenschappen op waarover een goede ondernemer volgens jullie moet beschikken
timer
2:00
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Ondernemingsplan schrijven
Beschik je over ondernemerskwaliteiten en heb je een goed idee? Tijd om een ondernemingsplan te schrijven!
Ondernemingsplan bestaat o.a. uit:
Ideeën, plannen, wie is de ondernemer?
Financieel plan
Marketingplan
Slide 13 - Slide
Ondernemingsplan
Jij en je onderneming
waar ben je goed in, waar minder goed, wat wil je gaan doen, wat wil je bereiken?