H3 grammatica pers.vnw en bez.vnw

Grammatica woordsoorten
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica woordsoorten

Slide 1 - Slide



Je kunt een persoonlijk voornaamwoord en een bezittelijk voornaamwoord herkennen én gebruiken. 
Leerdoelen deze les:

Slide 2 - Slide

Ik weet het verschil tussen een persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Welke fouten zie je in de zinnen?

1. Heb je me nieuwe fiets al gezien?
2. Ik mag best een keer te laat komen, want hun zijn ook nooit op tijd.
Startopdracht
timer
0:20

Slide 4 - Slide

1. Heb je me nieuwe fiets al gezien?
Het woordje me moet mijn of m’n zijn.

2. Ik mag best een keer te laat komen, want hun zijn ook nooit op tijd.
Het woordje hun moet zij zijn.


Startopdracht

Slide 5 - Slide

'Hen' gebruik je als lijdend voorwerp en na een voorzetsel.

'Hen' en 'hun' gebruik je niet voor dingen/voorwerpen, je gebruikt dan 'ze'.

Hun gebruik je als meewerkend voorwerp als het woordje aan (of voor) er niet voor staat.



Hun/hen/zij?!
Ik heb hen gisteren niet gezien.
We hebben de boeken aan hen gegeven.
Waar heb je de jassen gelaten? Ik heb ze (MV) eerst een grondige wasbeurt gegeven, daarna heb ik ze (LV) aan de kapstok gehangen.
We hebben hun de boeken gegeven.
De eigenaar heeft hun de toegang ontzegd.
MAAR
We hebben de boeken aan hen gegeven.
(ook meewerkend voorwerp, maar met een voorzetsel: aan)

Slide 6 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
> Duidt een persoon of ding aan. 
> Kun je vervangen door de woordjes hij of hem.

vb. De docent heeft jullie (hem) net verteld wat de bedoeling is van de les.
Jullie kun je vervangen door hem, dus is jullie een pers.vnw.

Slide 7 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
> Duidt een bezit aan.
> Geeft aan van wie iets is. 
> Kun je vervangen door het woordje zijn.
> Het bezit staat achter het bez.vnw.

Ik heb mijn (zijn) tas niet meegenomen. 
Mijn kun je vervangen door zijn, dus is mijn het bez.vnw.

Slide 8 - Slide

Er komen nu twee vragen waarbij je de persoonlijke voornaamwoorden en bezittelijke voornaamwoorden moet noteren. 
Doe het op deze manier (i.v.m. de punten):

pers.vnw.: ik, zij, het.
bez.vnw.: jouw. 

Slide 9 - Slide

Hij schrok toen ik het boek uit mijn handen liet vallen.

Noteer de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.

Slide 10 - Open question

Als ze je ernaar vragen: je hebt het niet van mij.

Noteer de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.

Slide 11 - Open question

Huiswerk:
Maak H3 persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord blz. 90,91: opdracht 1, 2. 

Slide 12 - Slide