11.5 De transformator

De transformator

(vervoeren van elektrische energie)

1 / 40
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

De transformator

(vervoeren van elektrische energie)

Slide 1 - Slide

Wat kun je deze les leren?
  • De transformator



  • Een ideale transformator, het vermogen blijft gelijk.

  • P =  U x I (herhaling)
UsUp=NsNp

Slide 2 - Slide

Wat weet je al? (Kennen en Kunnen lijst)
  • Voor het maken van elektrische stroom is een spoel en een (wisselend) magnetisch veld nodig (een draaiende magneet)
  • Rond iedere magneet zit een magnetisch veld, en de veldlijnen lopen van noord naar zuid.
  • Met elektrische stroom op een spoel kun je een elektromagneet maken.
  • In een centrale wordt stoom gebruikt om een turbine (molen) te laten draaien. Hierdoor draait de magneet in de spoel (generator) en ontstaat er wisselstroom. 

Slide 3 - Slide

Korte quiz.

Er volgen nu een paar quiz (meerkeuze) vragen.

Per vraag heb je 10 seconde om een goed antwoord in te vullen.

De vragen gaan over de tot dus ver behandelde stof.



Slide 4 - Slide

Hoeveel spanning levert het stopcontact?
A
230 V
B
220 V
C
320 V
D
12 V

Slide 5 - Quiz

Hoeveel Watt is 12 kW?
A
12 000 W
B
1 200 W
C
120 W
D
0,012 W

Slide 6 - Quiz

Hoe noemen we bijeen windmolen de magneet en de spoel?
A
Turbine
B
Generator
C
Dynamo
D
Motor

Slide 7 - Quiz

Hoe wordt elektriciteit gemaakt? (herhaling)

Voor het maken van elektriciteit zijn twee dingen nodig:


  1. Een spoel (rondgewikkeld metaaldraad liefst van koperdraad).

  1. Een bewegende (ronddraaiende) magneet.



Beweging van de magneet                     elektrisch stroompje in de spoel.

Slide 8 - Slide

Energie vervoeren

Slide 9 - Slide

Hoogspanning
1
2

Slide 10 - Slide

Elektriciteitcentrale

Transformators



380kV
10kV
230 V

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Wat is het symbool voor vermogen
A
P
B
U
C
I
D
E

Slide 13 - Quiz

Wat is hoogspanning?
A
De spanning door een stroomdraad die hoog boven de grond hangt
B
De spanning die groter is dan 10 000 Volt
C
De spanning van het stopcontact
D
De spanning tussen twee ruziënde ministers of presidenten

Slide 14 - Quiz

Wat is er nodig om elektrische stroom op te wekken?
A
spoel en een stroomdraad
B
warmte
C
een bewegende magneet en een spoel
D
een bewegende magneet

Slide 15 - Quiz

Waarom wordt elektrische stroom vervoerd bij een zo hoog mogelijke spanning?
A
Gewoon omdat het kan
B
Om de stroom zo snel mogelijk bij de huizen te krijgen
C
Dan ontstaat er meer elektrische energie
D
Dan is er minder energie verlies

Slide 16 - Quiz

Bij een elektriciteitscentrale wordt er warmte opgewekt.
Waarvoor wordt die warmte gebruikt?
A
Om stoom te krijgen
B
Om de magneet te laten draaien
C
Om de spoel te laten draaien
D
om koelwater te kunnen gebruiken

Slide 17 - Quiz

Hoe wordt elektriciteit vervoerd?

De opgewekte stroom moet van de centrale (een soort van fabriek) naar de huizen gebracht worden. Dit doen we met grote dikke kabels. In Nederland zitten die bijna altijd onder de grond, maar het kan ook bovengronds.


De kabels worden altijd warm, dit betekent dat er energie verloren gaat (en dat kost geld). Hoe meer elektronen er per seconde door de kabels gaan des te warmer deze kabels worden dus we moeten er voor zorgen dat er zo min mogelijk elektronen door de kabels gaan.

De stroomsterkte moet zo laag mogelijk zijn.

Slide 18 - Slide

Hoe wordt elektriciteit vervoerd?

De elektriciteit moet wel energie (vermogen) leveren.

De formule P = U . I zegt dat als we een lage stroomsterkte hebben, we een hoge spanning moeten hebben. Daarom maken we hoogspanning (ongeveer 380 000 Volt of 380 kV).


Er gaan nu weinig hele snelle elektronen door de kabels. Net als bij tikkertje als er weinig kinderen zijn die getikt moeten worden en deze kinderen lopen heel snel dan zal de tikker er niet zoveel kunnen vangen. Dus tegenhouden van stroom (weerstand ==>warmte)

gebeurt minder. 

Slide 19 - Slide

Wat doet een transformator?

De spanning wordt omhoog of omlaag gebracht door een transformator.


De transformator maakt van 

normale spanning           hoogspanning. 


(20 000 V wordt 380 000 V  of andersom)



Slide 20 - Slide

Verschillende trafo's
1

Slide 21 - Slide

Hoe ziet een trafo er van binnen uit?
1

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Link

Wat doet een trafo?
Wisselspanning
Primaire spoel
1
Secundaire spoel
2

Slide 24 - Slide

Primaire spoel
1
Secundaire spoel
2

Slide 25 - Slide

P
P = vermogen = belangrijk!

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Er loopt geen stroom van de linkerspoel naar de rechterspoel.

Wel wordt het magnetische veld doorgegeven.


Slide 28 - Slide

2* zoveel wikkelingen aan de rechterkant.

Dus 2* zoveel energie wordt opgepikt oftewel spanning

Maar de stroom wordt 2* zo langzaam.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

De ideale transformator (rekenen)




Maar ook het vermogen is voor beide spoelen hetzelfde.





UsUp=NsNp
Pp=Ps
UpIp=UsIs

Slide 32 - Slide

Uitwerking oefening 1


timer
3:00

Slide 33 - Slide

Uitwerking oefening 1


timer
3:00

Slide 34 - Slide

Uitwerking oefening 1


timer
3:00

Slide 35 - Slide

De ideale transformator (rekenen)

Een transformator heeft op de primaire spoel 600 windingen en op de secundaire spoel 

30 windingen.

De transformator wordt aangesloten op 230 V (primaire spanning)


Bereken de geleverde spanning bij een transformator.

(de geleverde spanning is de spaning van de secundaire spoel)


Bereken vervolgens de stroomsterkte op de secundaire spoel als de primaire stroomsterkte 0,05 A was.


Bereken het vermogen. 

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Link

Wat waren de leerdoelen ook alweer?
  • De transformator.
  • Up : Us = Np : Ns (omzetten naar verhoudingstabel)
  • Een ideale transformator, het vermogen blijft gelijk.
  • P =  U x I (herhaling)

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Video

De ideale transformator (rekenen)

Bij een transformator kun je de spanning omhoog of naar beneden veranderen (transformeren).

Dit ligt aan het aantal windingen van de spoelen.

De spoel met de meeste windingen heeft ook de grootste spanning.

Het aantal windingen is evenredig met de spanning.

Heb je drie keer zoveel windingen dan is ook de spanning drie keer zo groot. (De helft van de windingen, de spanning ook de helft)

Slide 40 - Slide