This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
je moet de onderdelen van een dierlijke cel kennen
je moet de onderdelen van een plantaardige cel kennen
je moet kunnen uitleggen waar deze onderdelen voor nodig zijn
Slide 2 - Slide
cellen
kunnen verschillende vormen hebben. zenuw,bindweefsel,huid,spier
zijn 3D, een soort van doosje dus
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Celmembraan
Het celmembraan is semipermeabel:
sommige stoffen kunnen er wel doorheen en andere niet.
Slide 5 - Slide
Kleinere moleculen, zoals zuurstof en water kunnen door het celmembraan heen. Grotere moluculen zoals glucose, kunnen alleen in de cel komen via een eiwit dat in de celmembraan zit.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
plantaardige cel
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
organellen
Deel van een cel met een eigen funtie:
celkern
plastiden
mitochondrien
ribosomen
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Welke cellen hebben bladgroenkorrels?
A
Dierlijke cellen
B
Dierlijke en plantaardige cellen
C
Plantaardige cellen
Slide 15 - Quiz
Welke cellen hebben een celwand?
A
Dierlijke cellen
B
Plantaardige cellen
Slide 16 - Quiz
Cellen van mensen horen bij.......
A
plantaardige cellen
B
dierlijke cellen
C
menselijke cellen
Slide 17 - Quiz
Wat is waar?
A
Organen bestaan uit cellen
B
Cellen zijn weefsels
C
Cellen zijn organen
D
De longen zijn cellen
Slide 18 - Quiz
Hoe heet het orgaan dat borst-buikholte scheidt?
A
organenstelsel
B
slokdarm
C
torso
D
middenrif
Slide 19 - Quiz
Welke cellen hebben organellen?
A
dierlijke cellen
B
plantaardige cellen
C
dierlijke en plantaardige cellen
D
geen van beide
Slide 20 - Quiz
waar vind je een vacuole?
A
in cellen van planten
B
in cellen van dieren
C
in beide
Slide 21 - Quiz
de plantencel is stevig door
A
de celmembraan
B
de celwand
C
de vacuole
D
de celwand en vacuole
Slide 22 - Quiz
Welke onderdelen heeft een plantencel wel en een dierlijke cel niet?
A
Celkern, bladgroenkorrels, cytoplasma
B
Bladgroenkorrels, celmembraan, vacuole
C
Bladgroenkorrels, celwand, vacuole
D
Bladgroenkorrels, vacuole, celkern
Slide 23 - Quiz
Hoe heet deel 4?
A
celmembraan
B
vacuole
C
celwand
D
cytoplasma
Slide 24 - Quiz
Wat heeft een dierlijke cel wel?
A
bladgroenkorrels
B
celmembraan
C
celwand
D
vacuole
Slide 25 - Quiz
Wanneer staat een kruidachtige plant rechtop?
A
Als de vacuole vol is
B
Als de cellen bladgroenkorrels hebben
C
Als de vacuole leeg is
D
Als de cellen celwanden hebben
Slide 26 - Quiz
Welk deel is aangeduid?
A
vacuole
B
celplasma
C
celkern
D
protoplasma
Slide 27 - Quiz
Celkern
Vacuole
Bladgroenkorrel
Cytoplasma
Celmembraan
Celwand
Slide 28 - Drag question
2.3 weefsels
Slide 29 - Slide
organisme
Een mens bestaat uit wel 30 biljoen cellen
Slide 30 - Slide
weefsel
meerdere cellen met dezelfde vorm en functie
Slide 31 - Slide
orgaan
Een deel van een organisme met één of meerdere functies
Slide 32 - Slide
verschillende weefsels
Elk orgaan bestaat uit meerdere weefsels
Slide 33 - Slide
tussencelstof
Zit tussen de cellen. Kan vloeibaar, hard of zacht zijn. Dat hangt af van het weefsel.
Tussencelstof van beenweefsel is erg hard.
Tussencelstof van kraakbeenweefsel is soepel.
VRAAG:
waar in je lichaam bevindt zich vloeibare tussencelstof?
Slide 34 - Slide
weefsels in planten
Ook een blaadje bestaat uit meerdere weefsels!
Slide 35 - Slide
Het cambium is weefsel in de stam van een boom.
Het zit vlak onder de schors en maakt ieder jaar een laagje nieuw hout.
Slide 36 - Slide
huiswerk
maak de test jezelf van bs 2.3
maak de opdrachten van bs 2.4 (de + opdrachten hoef je niet te doen)