Opgaven 5-1-2021, herhaling hoofdstuk 2

Als je contactloos betaalt, wat gebeurt er dan met jouw chartale en girale geld?
A
chartaal: blijft gelijk giraal: neemt toe
B
chartaal: neemt toe giraal: neemt toe
C
chartaal: neemt af giraal: neemt toe
D
chartaal: blijft gelijk giraal: neemt af
1 / 25
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Als je contactloos betaalt, wat gebeurt er dan met jouw chartale en girale geld?
A
chartaal: blijft gelijk giraal: neemt toe
B
chartaal: neemt toe giraal: neemt toe
C
chartaal: neemt af giraal: neemt toe
D
chartaal: blijft gelijk giraal: neemt af

Slide 1 - Quiz

Oud saldo €75. Oma maakt € 10 naar jou over. Je koopt broodjes (€ 5) en pennen (€ 3). Wat is het nieuwe saldo?

Slide 2 - Open question

Uitwerking
€ 75 (oud saldo) + € 10 (ontvangsten) - € 5 (uitgaven) - € 3 (uitgaven) = € 77,00 (nieuw saldo)

Slide 3 - Slide

Je wilt over 2 jaar een auto kopen die nu €13.940,- kost.
Je hebt nog steeds €9.500,- gespaard. Neem aan dat de prijs van de auto over 2 jaar 10% gestegen is. Hoeveel moet je dan maandelijks opzijleggen?

Slide 4 - Open question

Uitwerking
€13.940 / 100 = €139,40 x 10% = €1394,00
€13.940 + €1394,00 = €15.334,00


€15.334,00 - €9.500 = €5.834,00
€5.834,00 / 24 maanden = €243,08 per maand

Slide 5 - Slide

Aandeel
Obligatie
rendement is dividend
Rendement is rente
Je koopt een gedeelte van een bedrijf
Je leent geld uit aan een bedrijf of de overheid

Slide 6 - Drag question

Wanneer ben je eigenaar bij huurkoop?
A
Bij levering
B
Als alle termijnen zijn betaald
C
Nooit
D
Als het contract afloopt

Slide 7 - Quiz

Stel: jij hebt 9000 euro op de bank staan.
De bank geeft je 2,3 % per jaar. Hoeveel rente ontvang jij dan van de bank?

Slide 8 - Open question

Uitwerking
€9.000 / 100 = €90 x 2,3% = €207
€9.000 + €207 = €9.207,00

Slide 9 - Slide

Welk nadeel heeft het depositosparen van de
ABN-AMRO?

Slide 10 - Open question

Je wilt over 2 jaar een auto kopen van €13.940,-.
Je hebt nu €9.500,- gespaard. Hoeveel moet je maandelijks opzijleggen om over twee jaar die auto te kunnen kopen?

Slide 11 - Open question

Uitwerking
€13.940 - €9.500 = €4.440
€4.440 / 24 maanden = €185,00 euro per maand.

Slide 12 - Slide

Op mijn spaarrekening staat € 100.
Is dit chartaal geld of giraal geld?
A
chartaal
B
giraal
C
geen van beide
D
beide

Slide 13 - Quiz

Wat is een ander woord voor contant geld?
A
giraal geld
B
chartaal geld

Slide 14 - Quiz

Het kopen van een spijkerbroek bij de H&M is ...
A
directe ruil.
B
indirecte ruil.

Slide 15 - Quiz

Je wilt over 2 jaar een auto kopen die nu €13.940,- kost.
Je hebt nog steeds €9.500,- gespaard. Neem aan dat de prijs van de auto over 2 jaar 10% gestegen is. Hoeveel moet je dan maandelijks opzijleggen?

Slide 16 - Open question

Uitwerking
€13.940 / 100 = €139,40 x 10% = €1394,00
€13.940 + €1394,00 = €15.334,00


€15.334,00 - €9.500 = €5.834,00
€5.834,00 / 24 maanden = €243,08 per maand

Slide 17 - Slide

Wat is dividend?

Slide 18 - Open question

Jan wil een auto kopen. De auto die hij wil kopen kost nu € 18.000. Hij kan dit bedrag lenen. Hij moet dan een maandbedrag van € 545 betalen voor 3 jaar. Hij kan ook sparen. Daar doet hij 3 jaar over. De verwachte prijsstijging voor auto’s is € 12% voor deze drie jaar. Hoe hoog is de rente die Jan in totaal moet betalen?

Slide 19 - Open question

Uitwerking
Jan moet €545,00 per maand betalen voor 3 jaar (36 maanden)
€545,00 x 36 maanden = €19.620,00
€19.620 - €18.000 = €1620,00

Slide 20 - Slide

Jan wil een auto kopen. De auto die hij wil kopen kost nu € 18.000. Hij kan dit bedrag lenen. Hij moet dan een maandbedrag van € 545 betalen voor 3 jaar. Hij kan ook sparen. Daar doet hij 3 jaar over. De verwachte prijsstijging voor auto’s is € 12% voor deze drie jaar. Hoeveel kost de auto over 3 jaar?

Slide 21 - Open question

Uitwerking
De prijs stijgt met 12%
€18.000 / 100% = €180 x 12% = €2.160,00
€18.000 + €2.160 = €20.160,00

Slide 22 - Slide

Als iemand een product koopt dat hij in termijnen betaalt, maar waarvan hij al meteen eigenaar is, noemt men dit
A
koop op afbetaling
B
financial lease
C
huurkoop
D
uitgestelde betaling

Slide 23 - Quiz

Wanneer ben je eigenaar bij leasing?
A
Bij levering
B
Als alle termijnen zijn betaald
C
Nooit
D
Als het contract afloopt

Slide 24 - Quiz

Had je in een week net zo veel kunnen verdienen met een spaarrekening?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quiz