Lezen H3 les 6 - 2M1

ma. 25 okt. - 2M3 - 4e uur
  • Fijne vakantie gehad?
  • Herhalen theorie Lezen H1 t/m H3
  • Zelfstandig werken aan opdr. Lezen
  • Lezen in je leesboek
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

ma. 25 okt. - 2M3 - 4e uur
  • Fijne vakantie gehad?
  • Herhalen theorie Lezen H1 t/m H3
  • Zelfstandig werken aan opdr. Lezen
  • Lezen in je leesboek

Slide 1 - Slide

Herhalen theorie Lezen H1
  • Uit welke drie delen bestaat een tekst?
  • Waar vind je de belangrijkste informatie van een tekst?
  • Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
  • Waar vind je de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 2 - Slide

Herhalen theorie Lezen H2
  • Wat wordt er bedoeld met de hoofdzaken van een tekst?
  • Wat wordt er bedoeld met de bijzaken van een tekst?
  • Waar vind je de hoofdzaken van een tekst?
  • Waar vind je de hoofdzaken van een alinea?
  • Waar vind je (dus) de belangrijkste zin van een alinea?
  • Wat staat er vóór of ná de belangrijkste zin in de rest van de alinea?
  • Aan welke woorden kun je zien dat een voorbeeld of uitleg volgt?
  • Hoe en waarom schrijf je een samenvatting van een tekst?

Slide 3 - Slide

Theorie Lezen H3
  • Wat doet een signaalwoord in een tekst?
  • Geef voorbeelden van signaalwoorden.
  • Welke twee soorten tekstverbanden ken je?
  • Aan welke signaalwoorden herken je een tegenstellend verband?
  • Wat zijn de dingen/ zaken van elkaar die worden genoemd in een tt.verb.?
  • Aan welke signaalwoorden herken je een opsommend verband?
  • Wat kun je zeggen over de dingen die worden genoemd in een ops.verb.?

Slide 4 - Slide

Theorie Lezen H3
  • Signaalwoorden geven aan op welke manier de woorden, zinnen en alinea's in een tekst met elkaar samenhangen.
  • Deze samenhang heet het tekstverband.
  • Door te letten op tekstverbanden kun je een tekst beter begrijpen.

Slide 5 - Slide

Twee soorten tekstverbanden:
  • Opsomming/ opsommend verband
  • Tegenstelling/ tegenstellend verband

Slide 6 - Slide

Tegenstelling/ tegenstellend verband:
  • maar
  • hoewel
  • echter
  • toch
  • tegenover
  • daarentegen
  • aan de ene kant .... aan de andere kant

--> Zaken die worden genoemd zijn elkaars tegenovergestelde.

Slide 7 - Slide

Signaalwoorden opsomming/ opsommend verband:
  • ten eerste
  • ten tweede
  • om te beginnen
  • ook (nog)
  • verder
  • bovendien
  • ten slotte
  • dubbele punt, liggende streepjes, getallen, 'dots'
--> Zaken die worden genoemd horen bij elkaar.

Slide 8 - Slide

Zelfstandig werken
Maak opdr. 5 op blz. 68-69

Klaar? Ga lekker lezen in je boek.

Slide 9 - Slide

Huiswerk di. 26 okt:
afmaken opdr. 5 blz. 68-69
lezen in je boek
meenemen: boek + schrift + Knalhard

Slide 10 - Slide

Ga lekker lezen

Slide 11 - Slide