1.4 meten

timer
4:00
Leerdoel: 
1.4.1 Je kunt van een aantal meetapparaten uitleggen waarvoor je ze gebruikt.
1.4.2 Je kunt het verschil uitleggen tussen analoge en digitale meetapparatuur.
1.4.3 Je kunt beschrijven wat een grootheid en wat een eenheid is.
1.4.4 Je kunt enkele meetapparaten aflezen.
1.4.5 Je kunt enkele eenheden naar elkaar omrekenen.

 


Telefoon op stil in je tas. 
Rustig binnen komen
Op je plaats gaan zitten
Tas op de grond jas in de kluis 
Spullen open voor 
Welkom, kom rustig binnen, start je laptop vast op
log in op deze lessonup  
1 / 21
next
Slide 1: Slide
Nask / BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

timer
4:00
Leerdoel: 
1.4.1 Je kunt van een aantal meetapparaten uitleggen waarvoor je ze gebruikt.
1.4.2 Je kunt het verschil uitleggen tussen analoge en digitale meetapparatuur.
1.4.3 Je kunt beschrijven wat een grootheid en wat een eenheid is.
1.4.4 Je kunt enkele meetapparaten aflezen.
1.4.5 Je kunt enkele eenheden naar elkaar omrekenen.

 


Telefoon op stil in je tas. 
Rustig binnen komen
Op je plaats gaan zitten
Tas op de grond jas in de kluis 
Spullen open voor 
Welkom, kom rustig binnen, start je laptop vast op
log in op deze lessonup  

Slide 1 - Slide

lesplan
korte terugblik 
uitleg paragraaf 1.4 
practicum 
afronden 

Slide 2 - Slide

Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 3 - Open question

Wat zijn Grootheden?
Een Grootheid is iets wat je kunt meten.
Bijvoorbeeld een Afstand:

Slide 4 - Slide

Wat kun je allemaal nog meer meten ?

Slide 5 - Mind map

meetinstrument
Grootheden meet je met een meetinstrument. 

Slide 6 - Slide

lengte
massa
temperatuur 
volume 
tijd
weegschaal
duimstok 
stopklok
maatbeker
thermometer

Slide 7 - Drag question

analoog 

Meetapparaat met wijzers en een schaalverdeling.
= Streepjes op regelmatige afstand van elkaar met daarbij een reeks getallen waarmee je een gemeten waarde kunt aflezen.
digitaal 

Meetapparaat met cijfers op een scherm.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Drag question

Eenheid 
300 ... bloem
1 ... zout
2... eieren
500 ... halfvolle melk
1/2 ...kaneel 

Slide 10 - Slide

Eenheid
Maat waarin je iets meet.

Slide 11 - Slide

Samengevat....
Ingredient
grootheid 
eenheid 
meetinstrument
Bloem 
massa
gram  (gr)
weegschaal
Melk
volume
liter (L) (mL) 
maatbeker
Eieren 
aantal 
stuks (st) 
tellen
zout/kaneel 
massa
gram (gr)
theelepel 

Slide 12 - Slide

timer
4:00
Leerdoel: 
1.4.1 Je kunt van een aantal meetapparaten uitleggen waarvoor je ze gebruikt.
1.4.2 Je kunt het verschil uitleggen tussen analoge en digitale meetapparatuur.
1.4.3 Je kunt beschrijven wat een grootheid en wat een eenheid is.
1.4.4 Je kunt enkele meetapparaten aflezen.
1.4.5 Je kunt enkele eenheden naar elkaar omrekenen.

 


Afronden en samenvatten 
Afsluiten 

Slide 13 - Slide

Grootheid
Eenheid
Kilogram
Snelheid
Massa
Centimeter
 Meter
Oppervlakte

Slide 14 - Drag question

Meter is een
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 15 - Quiz

Snelheid is een
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 16 - Quiz

massa is een
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 17 - Quiz

seconde is een
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 18 - Quiz

Met een weegschaal meet je de grootheid …. en de eenheid …...
A
Liter en volume
B
Volume en liter
C
Massa en gram
D
Gram en massa

Slide 19 - Quiz

Met een thermometer meet je de grootheid …. en de eenheid …...
A
Temperatuur en graden
B
Graden en temperatuur
C
Kracht en newton
D
Newton en kracht

Slide 20 - Quiz

Ik heb alle leerdoelen gehaald
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll