2425 week 4

  • les devoirs - apprendre 1-4
  • grammaire 2 - lidwoord
  • parler
Le but: à la fin de ce cours:
  • weet ik hoe het lidwoord wordt gebruikt in het Frans
  • Kan ik antwoord geven op vragen over mezelf.


1 / 36
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

  • les devoirs - apprendre 1-4
  • grammaire 2 - lidwoord
  • parler
Le but: à la fin de ce cours:
  • weet ik hoe het lidwoord wordt gebruikt in het Frans
  • Kan ik antwoord geven op vragen over mezelf.


Slide 1 - Slide

Le village de Benoit - blz 25
Voila Bénoit.  Il habite à Saint-Martin. 
C'est un village. Voilà la maison de Benoit. 
C'est une maison avec un arbre.


Luister naar het gesprek en lees mee.

Slide 2 - Slide

Ik lees het dialoog voor.
Lees mee met mij

Slide 3 - Slide

Vragen?
Wat betekent à gauche? En à droite?

Où est le restaurant? 
Et le terrain de foot?
Et le camping?
Et l'hôtel?
Le restaurant est à droite
Le terrain de foot est à gauche.
Le camping est à gauche.
L'hôtel est à droite.

Slide 4 - Slide

Maak exercice B en exercice 16 B blz 26.

KLaar? Lees de informatie over het lidwoord door op blz 26.

Slide 5 - Slide

Schema Lidwoorden
lidwoord
m
v
mv
de, het
le/l'
la/l'
les
een
un
une
des

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

un,une,des, le, la, l', les
Wat begrijp jij ervan?

Slide 8 - Slide

Zelfstandig naamwoord
+ le    -> m
+ la    -> v
+ les ->  mv
+ l'     ->  klinkers & 'stomme h'

Slide 9 - Slide

C'est parti !
  1. .......... photo   (de foto - v)
  2. .......... livre       (het boek - m)
  3. .......... garçon (de jongen - m)
  4. .......... avion    (het vliegtuig -  m)
  5. .......... filles     (de meisjes - mv)

Slide 10 - Slide

C'est parti!
  1. la photo   (de foto - v)
  2. le livre       (het boek - m)
  3. le garçon (de jongen - m)
  4. l'avion    (het vliegtuig -  m)
  5. les filles     (de meisjes - mv)

Slide 11 - Slide

Let op! 'een'
m - un
v - une

Bij meervoud gebruik je in het Nederlands geen lidwoord. In het Frans gebruik je des
des amis -  vrienden
des filles - meisjes


Slide 12 - Slide

Verander het lidwoord in un/une:
la photo
A
un photo
B
une photo

Slide 13 - Quiz

Verander het lidwoord in un/une:
la fille
A
un fille
B
une fille

Slide 14 - Quiz

Welke lidwoorden zijn voor mannelijk enkelvoud?
A
le
B
la
C
des
D
un

Slide 15 - Quiz

Kies uit: le, la,l' of les
C'est un ami. _____ ami est beau
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 16 - Quiz

Welke lidwoorden geven aan dat een woord meervoud is?
A
un
B
les
C
des
D
l'

Slide 17 - Quiz

Kies uit: le, la, l' of les
C'est une piscine. ______ piscine est bleue
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 18 - Quiz

Kies uit: un, une of des
Le parc est immense. C'est ______ parc naturel
A
un
B
une
C
des

Slide 19 - Quiz

Kies uit: un, une of des
La fille est belle. C'est _____ belle fille.
A
un
B
une
C
des

Slide 20 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans:
vrienden
A
amis
B
des amis

Slide 21 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans:
meisjes
A
filles
B
des filles

Slide 22 - Quiz

Au travail
Maken: 16c, 16d blz  27 

Klaar? Laat je werk eerst zien. Daarna mag je verder gaan met je poster. 

Slide 23 - Slide

Ook bij dingen gebruik je:
il/ils en elle/elles

Le camping est joli - il est joli
Les campings sont jolis - ils sont jolis

La chambre est jolie - elle est jolie
Les chambres sont jolies - elles sont jolies

Slide 24 - Slide

Où est la piscine?
.... est à gauche
A
elle
B
il

Slide 25 - Quiz

Où est le restaurant?
.... est à gauche
A
elle
B
il

Slide 26 - Quiz

Où sont les garçons?

... sont à la maison
A
il
B
ils

Slide 27 - Quiz

Les filles sont jolies?
Oui, ... sont jolies
A
ils
B
elles
C
elle
D
il

Slide 28 - Quiz

Au travail
Maken: 16e, blz 28

Klaar? Maak grammaire extra blz 43 (P-47)

Slide 29 - Slide

Les devoirs
Dinsdag/donderdag: leren apprendre 3 en 5
 


Slide 30 - Slide

Des questions
Le garçon s'appelle comment? Il ...

Il habite où? 

C'est une ville?

Il y a une piscine à Saint-Martin? 


Oui, il y a une piscine à Saint-Martin.
Non, c'est un village.
Il habite à Saint-Martin.
Il s'appelle Romain.

Slide 31 - Slide

  • les devoirs - apprendre 1-4
  • grammaire 2 - lidwoord
  • parler
Le but: à la fin de ce cours:
  • weet ik hoe het lidwoord wordt gebruikt in het Frans
  • Kan ik antwoord geven op vragen over mezelf.


Slide 32 - Slide

l'article (het lidwoord

Slide 33 - Slide

l'article (het lidwoord

Slide 34 - Slide

Spelregels
Ik gooi een bal naar iemand

ik noem bijvoorbeeld: jij bent. 
Goed vertaald in Frans? Gooi bal naar klasgenoot en blijf staan
Niet goed vertaald in Frans? Gooi bal naar klasgenoot en ga zitten
Ik noem de werkwoordsvormen.

Slide 35 - Slide

écouter
Exercice 12, 13

Zelfstandig: exercice 15 maken

Slide 36 - Slide