23-24 week 4 les 1

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 38
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Slide

Exercice 7 - page 18
Zoek op internet informatie over:
 - Parijs
- het 19e arrondissement 
- het Georges Brassens collège

Maak een poster met minimaal:
5 afbeeldingen
schrijf Franse woorden op die erbij passen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Bonjour !                                               
Welke
stad zie
je hier?
Wat weet je al over deze stad?

Slide 4 - Slide

Maak een poster                                              
In tweetal arrondissement

Slide 5 - Slide

1 Ilias en Anton
2 Boris en James
3 Heleen en Elisa
4 Emma en Floor
5 Fiene en Fiene
6 Abel en Taeke
7 Jonas en Tibbe
8 Rick en Misha
9 Kim en Josephine


10 Letong en Lazar
12 Azra en Dounja
14 Fatima en Giti
18 Reda
Roland Garros David 
Disneyland Paris Johannah en kiki en benthe



https://www.parijsalacarte.nl/

Zoek: 1e arrondissement etc.

Slide 6 - Slide

Poster arrondissement
Zoek op internet informatie over:
 - Parijs
- het arrondissement dat je hebt toegewezen

Maak een poster met minimaal:
5 afbeeldingen

Schrijf Franse woorden/zinnetjes op die erbij passen én die je begrijpt

Slide 7 - Slide

  • la grammaire - het lidwoord
  • parler
Le but: à la fin de ce cours:
  • begrijp ik hoe het lidwoord in het Frans wordt gebruikt
  • heb ik geoefend met praten in het Frans

Slide 8 - Slide

Le village de Benoit - blz 25
Voila Bénoit.  Il habite à Saint-Martin. 
C'est un village. Voilà la maison de Benoit. 
C'est une maison avec un arbre.


Luister naar het gesprek en lees mee.

Slide 9 - Slide

Ik lees het dialoog voor.
Lees mee met mij

Slide 10 - Slide

Vragen?
Wat betekent à gauche? En à droite?

Où est le restaurant? 
Et le terrain de foot?
Et le camping?
Et l'hôtel?
Le restaurant est à droite
Le terrain de foot est à gauche.
Le camping est à gauche.
L'hôtel est à droite.

Slide 11 - Slide

Maak exercice B en exercice 16 B blz 26.

KLaar? Lees de informatie over het lidwoord door op blz 26.

Slide 12 - Slide

un,une,des, le, la, l', les
Wat begrijp jij ervan?

Slide 13 - Slide

Schema Lidwoorden
lidwoord
m
v
mv
de, het
le/l'
la/l'
les
een
un
une
des

Slide 14 - Slide

Zelfstandig naamwoord
+ le    -> m
+ la    -> v
+ les ->  mv
+ l'     ->  klinkers & 'stomme h'

Slide 15 - Slide

C'est parti !
  1. .......... photo   (de foto - v)
  2. .......... livre       (het boek - m)
  3. .......... garçon (de jongen - m)
  4. .......... avion    (het vliegtuig -  m)
  5. .......... filles     (de meisjes - mv)

Slide 16 - Slide

Verander het lidwoord in un/une:
la photo
A
un photo
B
une photo

Slide 17 - Quiz

C'est parti!
  1. la photo   (de foto - v)
  2. le livre       (het boek - m)
  3. le garçon (de jongen - m)
  4. l'avion    (het vliegtuig -  m)
  5. les filles     (de meisjes - mv)

Slide 18 - Slide

Let op! 'een'
m - un
v - une

Bij meervoud gebruik je in het Nederlands geen lidwoord. In het Frans gebruik je des
des amis -  vrienden
des filles - meisjes


Slide 19 - Slide

Verander het lidwoord in un/une:
la fille
A
un fille
B
une fille

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Link

Welke lidwoorden zijn voor mannelijk enkelvoud?
A
le
B
la
C
des
D
un

Slide 22 - Quiz

Kies uit: le, la,l' of les
C'est un ami. _____ ami est beau
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 23 - Quiz

Welke lidwoorden geven aan dat een woord meervoud is?
A
un
B
les
C
des
D
l'

Slide 24 - Quiz

Kies uit: le, la, l' of les
C'est une piscine. ______ piscine est bleue
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 25 - Quiz

Kies uit: un, une of des
Le parc est immense. C'est ______ parc naturel
A
un
B
une
C
des

Slide 26 - Quiz

Kies uit: un, une of des
La fille est belle. C'est _____ belle fille.
A
un
B
une
C
des

Slide 27 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans:
vrienden
A
amis
B
des amis

Slide 28 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans:
meisjes
A
filles
B
des filles

Slide 29 - Quiz

Au travail
Maken: 16c, 16d blz  27 

Klaar? Laat je werk eerst zien. Daarna mag je verder gaan met je poster. 

Slide 30 - Slide

Les devoirs
Woensdag Leren apprendre 4, 5 en 6

5e uur!

Slide 31 - Slide

Ook bij dingen gebruik je:
il/ils en elle/elles

Le camping est joli - il est joli
Les campings sont jolis - ils sont jolis

La chambre est jolie - elle est jolie
Les chambres sont jolies - elles sont jolies

Slide 32 - Slide

Où est la piscine?
.... est à gauche
A
elle
B
il

Slide 33 - Quiz

Où est le restaurant?
.... est à gauche
A
elle
B
il

Slide 34 - Quiz

Où sont les garçons?

... sont à la maison
A
il
B
ils

Slide 35 - Quiz

Les filles sont jolies?
Oui, ... sont jolies
A
ils
B
elles
C
elle
D
il

Slide 36 - Quiz

Au travail
Maken: 16e, blz 28

Klaar? Maak grammaire extra blz 43 (P-47)

Slide 37 - Slide

Des questions
Le garçon s'appelle comment? Il ...

Il habite où? 

C'est une ville?

Il y a une piscine à Saint-Martin? 


Oui, il y a une piscine à Saint-Martin.
Non, c'est un village.
Il habite à Saint-Martin.
Il s'appelle Romain.

Slide 38 - Slide