WK 25 & 26 3VH TEK/HV HRM

• Beeldende vorming
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

*In deze les gaan we de beeldende (of vormgevings) aspecten 

STRUCTUUR en VORM uitvoerig behandelen. 

Zie ook het schema op de volgende slide.

*De praktijkopdracht is "tekenen naar de waarneming".

Beste 3H/V,

Als je les hebt van Juf. Hermans, 

dan zit je goed bij deze lessonup-les (9).

*De vormgevingsaspecten STRUCTUUR & VORM worden 

  nu super-duidelijk!

*(Praktijk-opdracht): Je leert goed 'KIJKEN' om 

  'naar de waarneming' (wat je ziet) te kunnen tekenen.

LEERDOELEN

WOORDDOSSIER    STRUCTUUR
& VORM

Structuur: opbouw.

Maatverhouding: proportie in verhouding (b.v. een gebouw) 

(Proportie: grootte ten opzichte van andere afmetingen of ten opzichte van een samenhangend geheel).

Textuur: Voelbare oppervlak (aan de buitenkant).

Stofuitdrukking: Zodanig geschilderd dat je duidelijk kunt zien, van wat voor materiaal (de textuur) iets gemaakt is.

VORM 

Volume: De ruimte die het voorwerp inneemt. 

Vormsoort: Benoemen van de vorm naar zijn karakteristieken.

(Bijvoorbeeld: open, gesloten, geometrisch, organisch, figuratief, abstract-geabstraheerd, etc.

Vlak: Plat, zonder relief (hoogte en laagste verschillen).

Ruimtelijk: 3 dimensionaal; lengte breedte en diepte.

Vormcontrast: verschillen tussen (soorten) vormen, bijvoorbeeld:

Groot - klein

Hoekig - rond

Gesloten - open

Geometrisch - organisch enz.

Gesloten vorm: Vorm waar je niet doorheen kunt kijken.

Open vorm: Vorm waar je doorheen kan kijken.

Vorm en restvorm: de ‘hoofdvorm’ en de vorm die overblijft.

Organisch: Natuurlijk.

Geometrisch: Wiskundig.

Gestroomlijnd: Zodanig vormgegeven dat de weerstand van lucht en water zo weinig mogelijk is.

Schematisch: Volgens een plan geschetst, waarbij de meest opvallende kenmerken zijn afgebeeld.

Figuratief: Herkenbaar.

Silhouet: Schaduwvorm.

Gestileerd: Vereenvoudigd en teruggebracht naar 1 stijl.

Abstract: Onherkenbaar.

Geabstraheerd: Onbelangrijke details zijn weggelaten (vereenvoudigd).

Statisch: Onbeweeglijk, stilstaand.

Dynamisch: Beweeglijk.

Structuur: 

de opbouw van iets.

De grootte ten opzichte van andere afmetingen (proportie in verhouding).

Maatverhouding:

TEXTUUR:  

Voelbare oppervlak (aan de buitenkant).

STOFUITDRUKKING:

Zodanig geschilderd dat je duidelijk kunt zien, van wat voor materiaal 

iets gemaakt is.

HET BEELDENDE ASPECT  VORM 

Volume: De ruimte die het voorwerp inneemt.

Vormsoort: Benoemen van de vorm naar zijn karakteristieken.   

B.v. open, gesloten, geometrisch, organisch, figuratief, abstract, geabstraheerd, enz. 

VLAK: 

plat, zonder reliëf (hoogte en laagste verschillen).

RUIMTELIJK: 

3 dimensionaal (op meerdere manieren).

Groot en klein.

Hoekig rond.

Vormcontrast: 

verschillen tussen (soorten) vormen:

Gesloten open.

Geometrisch en organisch.

Vormcontrast: 

verschillen tussen (soorten) vormen:

GESLOTEN VORM en OPEN VORM:

Gesloten vorm: Vorm waar je niet doorheen kunt kijken.

Open vorm: Vorm waar je doorheen kan kijken.

VORM en RESTVORM:

(de ‘hoofdvorm’ en) de vorm die overblijft.

GEOMETRISCH en ORGANISCH:

Geometrisch : Wiskundig.

Organisch: Natuurlijk.

GESTROOMLIJND:

Zodanig vormgegeven dat de weerstand van lucht en water 

zo weinig mogelijk is.

SCHEMATISCH:

Volgens een plan geschetst, (vereenvoudigd) waarbij vooral de meest opvallende kenmerken zijn afgebeeld.

Figuratief = Herkenbaar (naar de waarneming).

Geabstraheerd = Onbelangrijke details zijn weglaten. 

(Het figuratieve beeld is minder herkenbaar). 

Abstract = Onherkenbaar. Ook wel non- figuratief genoemd, zonder een herkenbare voorstelling, in tegenstelling tot figuratief.

VAN FIGURATIEF NAAR ABSTRACT:

Figuratief                                                              Geabstraheerd

Abstract

SILHOUET:

Schaduwvorm.

Vereenvoudigd en teruggebracht naar 1 stijl.

Gestilleerd: 

STATISCH en DYNAMISCH: 

Statisch: Onbeweeglijk (met veel horizontale en verticale richtingen).

Dynamisch: Beweeglijk met veel ronde (zich herhalende) of schuine richtingen.

Statisch

Dynamisch

PRAKTIJK-OPDRACHT: 

Tekenen naar de waarneming

opdrachten 

met van Gogh als inspiratiebron

PRAKTIJK OPDRACHT: SCHOENEN tekenen

net als Vincent van Gogh

Vincent van Gogh, Schoenen, 1886

Het was een ongewone keuze om versleten schoenen te schilderen. Een Parijse kennis beschreef hoe Van Gogh eerst oude werkschoenen kocht op een vlooienmarkt. Daarmee liep hij door de modder tot ze erg vies waren. Toen pas vond hij ze interessant genoeg om ze te schilderen. Van Gogh maakte meerdere stillevens met dit onderwerp.

Wat heb je nodig?

• een A4 of A3 papier
• potlood, gum en puntenslijper
• een paar schoenen door jou gedragen

*neem je eigen schoenen als model

(zet ze voor je neer, maak een aantrekkelijke opstelling).

*maak een zeer gedetailleerde en realistische tekening van  ALLEBEI  je schoenen

*maak de tekening plastisch door schaduw en licht realistisch na te tekenen (ook slagschaduw op de ondergrond).

*zorg ook dat de kleurverschillen in de grijstonen zichtbaar zijn

Je bent wat je draagt:

Voordat je een lijn tekent, 

KIJK eerst goed, dat je weet HOE b.v. de lijn loopt.

Maak eventueel eerst wat schetsen van je compositie om uit te zoeken: "hoe zit die vorm nou in elkaar" en/of 

"hoe staat de schoen op de grond (of op tafel)".

    Een korte theorie quiz.

TEST JE KENNIS!

Om de vragen goed te kunnen beantwoorden, moet je de vorige slides

(en ook de filmpjes) goed hebben bestudeerd.

(De docent kan overigens zien, of je de filmpjes hebt bekeken en neemt dit  evt.

mee in de beoordeling).

Wat is hier gebeurd of veranderd? 

Hoe noem je dit?

Gebruik twee termen (vanuit de VORMGEVING). Kies het meest volledige antwoord.

1. Er is sprake van vervorming en proporties.
2. Er is sprake van een metamorfose en transformeren naar andere dieren.
3. Er is sprake van vervreemding (van de) en de maatverhouding.

Hoe zou je deze vorm noemen?

Noem drie kenmerken.

1. Organisch, 2D en gesloten.
2. Organisch, figuratief en open.
3. Geabstraheerd, 3D en gesloten.
4. 3D, Abstract en open.

Hoe zou je deze vorm noemen?

Noem drie kenmerken.

1. Geabstraheerd, geometrisch en statisch.
2. Abstract, geometrisch en dynamisch.
3. Abstract, gesloten en 2D.
4. Abstract, geometrisch en open.

De Croquembouche op de afbeelding hiernaast (vorige slide) ziet eruit als een feesthoedje. De foto maakt een statische indruk.

 

 -> Noem twee redenen waardoor de statische indruk ontstaat.

1. 1. Omdat ze een chique, witte jurk aanheeft. 2. Omdat ze streng kijkt.
2. 1. Ze beweegt niet en zit rechtop. 2. De verticale lijnen worden benadrukt (o.a. door de lange, rechte nek).
3. 1. Door de donkere achtergrond. 2. Door haar gekruiste armen.
4. 1. Omdat het feesthoedje puntig is en omhoog wijst. 2. Haar schouders lopen schuin af.

 De titel van de foto luidt 'Croquembouche'. 

Het is een hoge puntige toren van gevulde soesjes die bij elkaar gehouden wordt met draadjes van caramel. 

Croquembouche is een speciaal Frans dessert dat op bruiloften wordt geserveerd.

 -> Waaruit kun je afleiden dat de foto niets met een bruiloft te maken heeft?

1. Het is niet echt een trouwjurk die ze aanheeft.
2. Ze ziet er een beetje ziek uit, omdat ze zo wit is.
3. Ze is alleen; de achtergrond is zwart; er is niets feestelijks te zien.
4. Door haar statige (stijve) houding, lijkt het niet op een bruiloft.

Het konijn op afbeelding hiernaast lijkt bijna een silhouet.

Noem een reden waarom het konijn als silhouet overkomt.

1. Het konijn is bijna helemaal zwart (tegen een lichte achtergrond).
2. Er is vooral schaduw onder bij zijn buik.
3. De lichtbron is achter het konijn.
4. Omdat het groene hoedje als enige opvalt.

De titel van het werk op de afbeelding is 'Surprise Party' 

(wat verrassingsfeest’ betekent).

 

 Vind je 'Surprise Party' een goede titel voor dit kunstwerk? 

 Leg uit waarom je het een goede of verkeerde titel vindt.

1. Verkeerd gekozen, want wat heeft een konijn met een party te maken? (ook al heeft ie dan een feesthoedje op).
2. Verkeerd gekozen: omdat het konijn helemaal niet blij kijkt.
3. Goed gekozen: je verwacht geen konijn met een feestmuts; een verrassing dus.

Inleveren PRAKTIJK opdracht   

WK 25 & 26  HRM

*maak een foto van je 'schoenen-stilleven', 

dus een foto van wat jij hebt 'gezien' (van WAT je hebt natekend).

*maak een foto van je werkstuk.

(In de filmpjes zie je overwegend maar één schoen, maar de bedoeling is dat je 

TWEE schoenen tekent). Één schoen wordt niet goed gerekend.

*Lever de  TWEE foto's in via 

magister - ELO -opdrachten 

op Vrijdag 26 Juni.