Voorbereiding SO 3H3

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Aujourd'hui

Bespreken leer- en oefenblad.

Herhalen stof.

Tips voor het SO (Woensdag as)

Oefenblad 

Vocabulaire opdracht:

-Plaats het woord in de zin dat het beste past.

Aanpak:

-Vertaal alle woordjes die je kunt invullen.

-Vertaal de zin zo goed mogelijk.

-Wat past het beste? Streep door zodat je ziet wat overblijft.

1. À mon avis, il faut bien.............. la nature et les animaux.

2. Il faut chaud et le soleil brille. Donc je porte mes..............

envoyer

la main

les lunettes de soleil

léger/légère

la lumière

protèger

changer

3. J'ai le tout dernier modèle de Samsung, il est vraiment......

4. C'est trop noir ici, on ne voit rien. Il faut allumer..............

envoyer

la main

léger/légère

changer

la lumière

5. Je viens de/d'................... une lettre à mon grand-père. 

envoyer

la main

changer

Oefenblad

Traduis le mot en néerlandais:

1. J’ai commandé des vêtements en ligne. 

online

2. À mon avis, tu n’a pas raison. 

naar mijn mening

3. Ma mère est encore assez jeune, elle vient d’avoir 42 ans. 

  jong

4. J’ai acheté des lunettes de soleil en bois. 

  van hout

5. Ma copine a toujours un peu peur de prendre la parole. 

  het woord nemen

Oefenblad

Traduis le mot entre parenthèses en français

1. Il est (verboden) interdit de conduire sans permis.

2. Non, ce n’est pas rond, c’est (vierkant)carré.

3. (Morgen)demain je vais commencer à bien faire mes devoirs.

4. Ma soeur est fan de Stromae, (ik ook)moi aussi.

5. C’est bien pour les enfants, jouer (buiten)dehors.

Grammatica: bron G

Bron G gaat over het werkwoord venir. Je moet deze kennen in de présent (tegenwoordige tijd, nu) en de passé composé (verleden tijd, is al gebeurd).

Deze werkwoorden vervoeg je op dezelfde manier: venir, devenir, revenir. 

komen

terugkomen

worden

revenir

venir

devenir

venir, revenir, devenir

Leer de betekenissen uit je hoofd! Je krijgt ze op de toets.

Meteen 3 punten verdienen!

Noteer het rijtje (de vervoegingen) van venir in de présent. Begin bij 'je' eindig met 'ils/elles'.

Hoe vorm je de passé composé (verleden tijd) van venir? Wat is het hulpwerkwoord? Wat is het voltooid deelwoord?

Wat is het voltooid deelwoord van 'revenir'?

Wat is het voltooid deelwoord van 'devenir'?

Ik gebruik het hulpwerkwoord 'être' bij venir, revenir en devenir. Waar moet ik dan extra goed opletten?

Oefenblad

1. ( venir, présent ) - Tu viens à la fête avec ta copine?

2. ( revenir, présent ) - Nathan et Léon reviennent bientôt.

3. ( venir, présent ) - Le film vient de commencer.

4. (devenir, passé composé) - Nous sommes devenues actrices, ma sœur et moi.

5. ( venir, passé composé ) - Hier, Sylvie n’est pas  venueà l’ école.

6. ( revenir, passé composé )- Mes frères sont revenus des vacances.

Le passé composé:
wat weet je nog?

Le passé composé: altijd twee.

1. Hulpwerkwoord avoir/être --> vervoegd

2. Voltooid deelwoord

Werkwoorden om NL--> Frans te kennen in de toets:

demander

arriver

choisir

répondre

descendre

faire

avoir

antwoorden

kiezen

doen

vragen

hebben

naar beneden gaan

aankomen

Deze werkwoorden moet je dus kennen:

demander

arriver

choisir

répondre

descendre

faire

avoir

Hulpwerkwoord? Voltooid deelwoord?

Eline_________ à l'heure? (aankomen)

Je/j'................... à ma mère. (vragen)

Elle_________ de rester chez elle. (kiezen)

Monsieur, vous______ à ma question. (antwoord geven)

Nous_________ de la montagne. (naar beneden gaan)

Mes amis_________ un jeu video (doen).

Tu__________ une bonne journée? (hebben)

Vragen?

Ga aan het werk voor woensdag: je gaat of leren, of oefenen met de grammatica.

Bereid je goed voor.

Succes!