Samenvatting vragen H 11

Samenvatting vragen H 11.1
1 / 23
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 23 slides, with text slides.

Items in this lesson

Samenvatting vragen H 11.1

Slide 1 - Slide

spieren die een rol spelen bij de ademhaling en waar in ademhalingsstelsen vindt gaswisseling plaats?
Borstademhaling: tussenribspieren
Buikademhaling: middenrifspieren en buikspieren

Gaswisseling vindt plaats in de longblaasjes

Slide 2 - Slide

Hoe passeren de volgende deeltjes het celmembraan?
zuurstof: diffusie, passief
glucose: gefaciliteerd (passief en actief
ionen (geladen deeltjes): gefaciliteerd (passief) en actief 
polaire moleculen (met een lading): gefaciliteerd (passief) en actief
grotere deeltjes: endocytose en exocytose en actief

Slide 3 - Slide

hoe vindt osmose plaats?
Bij osmose is er een netto waterverplaatsing van een hogere waterconcentratie naar een lagere waterconcentratie. 

Watermoleculen passeren daarbij een membraan met speciale eiwitpoorten: waterkanalen

Slide 4 - Slide

2 verschillen actief en passief transport
       1 wel/geen ATP en 2 met/tegen concentratiegradient

Actief transport: ATP nodig
Passief transport: geen ATP nodig

Actief transport: tegen concentrategradient in
Passief transport: met concentratiegradient mee

Slide 5 - Slide

Samenvatting vragen H 11.2

Slide 6 - Slide

Belangrijkste functies van de lever:
Regelen van het glucosegehalte van het bloed
Afgeven van gal, cholesterol
Ontgiften door het afbreken van bijv. alcohol en medicijnen
Vormen van bilirubine, galzouten
Verwarmen van het lichaam door voortdurende chemische activiteiten

Slide 7 - Slide

2 mogelijke routes van bloed via lever
Route 1 hart, aorta, darmslagader, darmhaarvaten, poortader, sinusoiden, leverader, onderste holle ader, hart

Route 2 (darmen overslaan): hart, aorta, leverslagader, sinusoiden, leverader, onderste holle ader, hart

Slide 8 - Slide

De temperatuur van het bloed in de leverader is hoger dan het bloed in de poortader of leverslagader omdat:
het bloed uit de leverader direct uit de lever komt. Doordat de lever veel warmte produceert is het bloed dat eruit stroomt warmer dan de rest.

Slide 9 - Slide

Regelkring glucosegehalte in bloed
Gaat om concentratie van een stof = norm.
Normwaarde stof in het midden ,
Regelcentrum alvleesklier: onder en boven


De regelkring om de concentratie glucose in het bloed 
constant te houden begint bij de beta-cellen ( in eilandjes 
van langerhans in alvleesklier). De beta-cellen staan voor hun 
regulerende werking niet onder invloed van de hypofyse of 
het zenuwstelsel. De beta-cellen staan direct onder invloed 
van het glucose in het bloed.

Slide 10 - Slide

Maak de vragen behorende bij stap 3 en 4 van de website op de volgende slide en maak de toets op de website

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Vlak voor maaltijd zit in poortader minder glucose dan na maaltijd doordat:
Poortader is de ader die al het bloed afkomstig van de darm verzameld om dan naar de lever te gaan.

Vlak voor maaltijd zit er weinig glucose in de darm waardoor er weinig glucose in poortader zit.

Wel maakt lever glucose uit glycogeen dat dan in de leverader terecht komt.

Slide 13 - Slide

Bij geelzucht voert galblaas te weinig gal af. Gevolgen:
Gele kleur van oogwit en huid: Gal uit de lever komt dan niet meer in de galblaas (omdat deze al te vol is) maar in het bloed. Onderdeel van gal is een gele galkleurstof bilirubine. Deze komt dan in de huid en oogwit.

De ontlasting is grijswit: De gal met bilirubine komt niet in de darmen waardoor bacteriën de bilirubine niet kunnen omzetten naar een bruine kleur

Slide 14 - Slide

omzettingen in lever van stikstofhoudende producten:
aminozuren ---> eiwitten
aminozuren ---> andere aminozuren
aminozuren ---> ureum
Eiwitten ---> aminozuren

NO3- ---> aminozuren: alleen planten en sommige bacteriën kunnen nitraat omzetten naar aminozuren

Slide 15 - Slide

Concentratie galzuren en zouten in gal uit galblaas is hoger dan in gal in lever omdat:
in de galblaas resorptie plaats vindt van water: de gal dikt in.

De volgende stoffen gaan via de wand van de galblaas terug het bloed in: water, Na+, Cl- en HCO3- (heet waterstofcarbonaat-ion of bicarbonaat-ion)

Slide 16 - Slide

Van veel bier drinken kun je dik worden ondanks dat er geen vet in zit omdat:
De lever kan overtollige glucose omzetten in vet

Overtollig betekent dat alle glycogeenvoorraden volledig gevuld zijn. Glucose ---> Glycogeen = glycogenese 

Slide 17 - Slide

Alcohol komt niet alleen via de poortader binnen de lever
Alcohol komt in principe in de eerste instantie aan in de lever via de darmen en dan poortader. 
Maar omdat de lever grote hoeveelheden alcohol niet allemaal volledig kan verwerken laat de lever het teveel aan alcohol door naar de leverader en onderste holle ader. Het komt dan in je hele lichaam terecht. Via aorta, leverslagader en poortader gaat het weer terug naar je lever voor verwerking. Is er dan weer teveel alcohol over dan dezelfde cyclus over nieuw tot alle alcohol uit het bloed is.

Slide 18 - Slide

Alcohol-dehydrogenase in de maag en de lever zijn 2 verschillende enzymen omdat:
de pH in de lever en de maag heel verschillend zijn: Een enzym heeft maar 1 optimum pH. Dus een alcoholdehydrogenase uit de maag is aangepast aan de lage pH uit de maag en zal nauwelijk alcohol omzetten in de lever waar de pH hoger is. Anders om geldt ook, een alcoholdehydrogenase uit de lever is aangepast aan de pH van de lever en zal in de maag dan nauwelijks alcohol kunnen omzetten.



Slide 19 - Slide

verschil tussen 2 soorten cholesterol: LDL en HDL
LDL heeft een lagere verhouding eiwit/cholesterol dan HDL.
LDL = low-density lipoproteïne: om de cholesteroldeeltjes zitten weinig eiwitten waardoor het eigenlijk minder goed oplosbaar is waardoor het sneller neer kan slaan als plaque in de bloedvaten. 

HDL = high-density lipoproteïne : meer eiwitten om de deeltjes

Slide 20 - Slide

Regelkring voor hoeveelheid cholesterol
Gaat om concentratie van een stof = norm. 
Normwaarde stof in het midden ,
Regelcentrum lever: onder en boven



Slide 21 - Slide

functie galzure zouten uit de gal:
Functie in de dunne darm: als emulgator bij de emulsie van vetten (mengen van vloeistoffen die anders niet kunnen mengen)
Functie in dikke darm: verhoging osmotische waarde waardoor er meer water in de ontlasting blijft en niet terug  het bloed in gaat (dmv osmose) waardoor de ontlasting beter uit het lichaam geduwd kan worden

Bij vetvrij dieet komt minder gal in ontlasting van dunne darm waardoor osmotische waarde van de ontlasting lager komt te liggen in de dikke darm. Hierdoor wordt meer water uit ontlasting gehaald, waardoor deze droger en harder wordt (verstopping).

Slide 22 - Slide

Samenvatting vragen voorkennis H11

Slide 23 - Slide