1- Je kan de begrippen desinformatie, manipulatie en indoctrinatie uitleggen, herkennen en toepassen.
2- Je kan voorbeelden geven van complottheorieën en verklaren waarom die ontstaan.
3- Je kan uitleggen wat het begrip filterbubbel betekent en daar een voorbeeld van geven.
4- Je kan de begrippen referentiekader en selectieve waarneming aan elkaar koppelen.
5- Je kan voorbeelden geven van stereotypen.