P4 S5 (individual)

¿Dónde y cómo vives? Waar en hoe woon je? 
Voorbereiding kennisproef 1
1 / 27
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

¿Dónde y cómo vives? Waar en hoe woon je? 
Voorbereiding kennisproef 1

Slide 1 - Slide

Voor de kennisproef...
... is het belangrijk dat je de grammatica kent en kan toepassen. Belangrijke grammatica van deze periode is: werkwoorden ser, estar, tener en hay; werkwoord gustar; de ontkenning en de plaatsbepalingen. Probeer om zo goed mogelijk de vervoegingen te leren. 
... moet je de woorden van de periode goed leren. Deze vind je in het document van idioom in magister.me. 

Slide 2 - Slide

We beginnen met de grammatica...

Slide 3 - Slide

Welk werkwoord gebruik je om een iets of iemand (bijvoorbeeld een stad) te beschrijven?
A
SER
B
ESTAR
C
TENER
D
HAY

Slide 4 - Quiz

Voorbeeld: Utrecht es muy bonito.

Slide 5 - Slide

Welk werkwoord gebruik je om te zeggen waar iets of iemand zich bevindt?
A
SER
B
ESTAR
C
TENER
D
HAY

Slide 6 - Quiz

Voorbeeld: El cine está cerca de la estación.

Slide 7 - Slide

Welk werkwoord gebruik je om te zeggen wat er ergens is?
A
SER
B
ESTAR
C
TENER
D
HAY

Slide 8 - Quiz

Voorbeeld: En Utrecht hay muchos restaurantes.

Slide 9 - Slide

Welk werkwoord gebruik je om te zeggen wat je hebt?
A
SER
B
ESTAR
C
TENER
D
HAY

Slide 10 - Quiz

Voorbeeld: Yo tengo una habitación muy grande.

Slide 11 - Slide

Ser, estar, tener en hay
Hay vervoeg je niet, maar ser, estar en tener wel. De vorm van ik is bijvoorbeeld niet herzelfde als de vorm van wij. Vergeet niet om de vervoegingen te leren (met doc grammatica). Dit komt in de kennisproef.   

Ser, estar en tener zijn onregelmatig. Dat betekent dat er geen regel voor de vervoeging is. 

Slide 12 - Slide

Wat is de vervoeging van SER?

Slide 13 - Open question

Wat is de vervoeging van ESTAR?

Slide 14 - Open question

Wat is de vervoeging van TENER?

Slide 15 - Open question

Mis padres __________ en el teatro?
A
estoy
B
estás
C
están
D
estar

Slide 16 - Quiz

Yo ________ dos hermanos.
A
tengo
B
tener
C
tiengo
D
tienes

Slide 17 - Quiz

Tekst
Hay
Ser
Estar
zijn
er is/ er zijn
zijn/ zich bevinden

Slide 18 - Drag question

Ella ______ muy simpática.
A
ser
B
es
C
soy
D
somos

Slide 19 - Quiz

Werkwoord GUSTAR (leuk vinden)
(A mí) me gusta/n
(A ti) te gusta/n
(A él/ella) le gusta/n
(A nosotros/as) nos gusta/n
(A vosotros/as) os gusta/n
(A ellos/as) les gusta/n

Slide 20 - Slide

Hoe vertaal je: Ik houd van mijn huis.

Slide 21 - Open question

Hoe vertaal je: Zij houden niet van hun wijk.

Slide 22 - Open question

De ontkenning
Voor een ontkennende zin moet je NO voor het werkwoord schrijven: 

Voorbeeld: Ik schrijf niet.    >    Yo no escribo. 

Slide 23 - Slide

Welke woorden van het onderwerp "het huis" ken je in het Spaans?

Slide 24 - Mind map

Welke woorden van het onderwerp "de stad" ken je in het Spaans?

Slide 25 - Mind map

Dichtbij
Rechts van
Voor
Tegenover
Links van
a la izquierda de
Delante
Cerca de
a la derecha de
Enfrente de

Slide 26 - Drag question

¡Has terminado! Je bent klaar! 

Slide 27 - Slide