Tarea oral (en la clase): ¿Te gusta o no te gusta?
<img
Bekijk bovenstaande afbeeldingen en geef per plaatje aan of je dit wel of niet leuk/lekker vindt. Dit doen jullie in tweetallen, door onderstaand gesprek om de beurt in het Spaans te voeren. Ga door tot alle plaatjes aan bod zijn gekomen. Luister naar elkaar en verbeter/corrigeer elkaar.
Leerling 1:
¿Te gusta (noem iets van de plaatsjes)?
Leerling 2:
(Geef antwoord).
timer
10:00
Slide 5 - Slide
Tarea escrita (en casa): ¿Te gusta o no te gusta?
1. Schrijf drie dingen op die je leuk/lekker vindt.
2. Schrijf drie dingen op die je niet leuk/lekker vindt.
-> zet je antwoorden in de chat!
Slide 6 - Slide
Hay/Ser/Estar
Hay, Ser en Estar betekenen alledrie 'zijn'. Wanneer gebruik je nou welk Spaans werkwoord?
Slide 7 - Slide
1. Las tiendas ___ muy grandes.
¿Hay, Ser o Estar?
A
son
B
hay
C
están
Slide 8 - Quiz
2. En el entrenamiento ___ pocos jugadores.
¿Hay, Ser o Estar?
A
están
B
son
C
hay
Slide 9 - Quiz
3. Yo ___ alta y tú ___ baja.
¿Hay, Ser o Estar?
A
soy, estás
B
estoy, estás
C
soy, eres
D
estoy, eres
Slide 10 - Quiz
4. Los participantes ya ___ en el albergue.
¿Hay, Ser o Estar?
A
hay
B
están
C
son
Slide 11 - Quiz
5. ___ un hotel nuevo cerca (= dichtbij) de aquí.
¿Hay, Ser o Estar?
A
hay
B
están
C
son
Slide 12 - Quiz
Verder oefenen met zinnen schrijven
Ga naar Classroom en maak nu Opdracht 2 Zinnen schrijven. Zoek hulp bij de regels voor het zinnen schrijven, het document met alle grammatica tot nu toe en de LessonUp met de 5 tijden (onder 'Extra Info').