ABR5 07.06.2024

Welkom
07.06.2024
1 / 27
next
Slide 1: Slide
AndersMBOStudiejaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Welkom
07.06.2024

Slide 1 - Slide

Planning
  • Terugblik 
  • 8.2
  • 8.3
  • (8.4)
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Terugblik
  • Praktijkopdracht (werkblad) bespreken
  • In tweetallen: huiswerk 8.1 bespreken 
  • Vragen? Opmerkingen? 

Slide 3 - Slide

8.2
  • Bekijk de tekst
  • Wat valt je op? 
  • Bekijk de video 

Slide 4 - Slide

Het wederkerend voornaamwoord
ik
me
jij
je
u
zich
hij/zij/het
zich
wij
ons
jullie
je
zij
zich

Slide 5 - Slide

Ik verheug ...... op de zomervakantie.
A
zich
B
ons
C
je
D
me

Slide 6 - Quiz

Evelien koopt ... een nieuwe fiets.
A
je
B
zich
C
me
D
ons

Slide 7 - Quiz

Wij hebben ...... vergist!
A
je
B
me
C
ons
D
zich

Slide 8 - Quiz

U kunt .... hier aanmelden.
A
zich
B
me
C
ons
D
je

Slide 9 - Quiz

Je bemoeit .... teveel.
A
ons
B
zich
C
me
D
je

Slide 10 - Quiz

Jullie moeten ..... eerst even voorstellen.
A
je
B
ons
C
me
D
zich

Slide 11 - Quiz

8.2
  • Klassikaal opdr. 14
  • Maak zelfstandig opdr. 15 + 16
  • Bespreken

Slide 12 - Slide

8.2
  • Praat samen: opdr. 17 + 18

Slide 13 - Slide

8.2
  • Maak groepjes van 3
  • Pak een dobbelsteen en een stapel kaartjes 
  • Oefen het vervoegen

Slide 14 - Slide

8.2
  • Loop door de klas.
  • Stel elkaar vragen.
  • Gebruik de goede vervoeging. 

Slide 15 - Slide

8.3
  • Bekijk de vragen van opdr. 19
  • Ga jij wel eens naar het gemeentehuis?
  • Waarvoor ga je naar het gemeentehuis? 

Slide 16 - Slide

8.3
  • Luister naar de tekst (8.3a/b/c) 

Slide 17 - Slide

8.3
  • Nieuwe woorden:
  • de batterij
  • Voorbeeld: De batterij van mijn telefoon is leeg. Ik moet hem opladen. 
  • stom
  • Voorbeeld: Ik ben het cadeau vergeten. Zo stom van me!
  • de brug
  • Voorbeeld: Je kunt via een brug over het water lopen. 
  • de richting
  • Voorbeeld: Hengelo ligt in de richting van Enschede.
  • het plein
  • Voorbeeld: Vaak is een plein het centrum van een stad.

Slide 18 - Slide

8.3
  • de boom, de bomen
  • Voorbeeld: In het bos staan veel grote bomen. 
  • de bank
  • Voorbeeld: Bij de bank kun je geld ophalen. 
  • om de hoek
  • Voorbeeld: Om de hoek van de school zit een Turkse supermarkt. 
  • trots (op)
  • Voorbeeld: Ik heb mijn opleiding gehaald. Ik ben trots!
  • de grond
  • Voorbeeld: In de herfst liggen er veel blaadjes op de grond. 

Slide 19 - Slide

8.3
  • gemerkt (merken)
  • Voorbeeld: Iemand heeft mijn tas gestolen en ik heb niks gemerkt!
  • de grap
  • Voorbeeld: Kim maakt een leuke grap. ik moet hard lachen. 
  • de kopie
  • Voorbeeld: Ik maak voor de zekerheid een kopie van dit document. 
  • de pasfoto
  • Voorbeeld: Voor een ID-kaart of paspoort heb je een pasfoto nodig. 

Slide 20 - Slide

8.3
  • Luister nog een keer naar de tekst
  • Maak opdr. 20 
  • Bespreken
  • Lees de tekst

Slide 21 - Slide

8.3
  • Maak zelfstandig opdr. 22, 23, 24, 25 en 26
  • Bespreken 

Slide 22 - Slide

8.3
  • Bekijk werkblad 8.3a
  • Luister naar het fragment (opdr. 30)
  • Teken de weg/schrijf op waar je naartoe gaat.
  • Bespreken. 

Slide 23 - Slide

8.3
  • Praat samen (werkblad 8.3b)
  • Vraag/vertel elkaar de weg 
  • Maak samen opdr. 32

Slide 24 - Slide

8.4
  • Herhaling (5.14)
  • Praten over de toekomst.
  • Hoe doe je dat?
  • Gaan + tweede werkwoord (heel werkwoord)
  • Tegenwoordige tijd + woord over tijd (morgen, volgend jaar, straks, later)
  • Video 

Slide 25 - Slide

8.4
  • Klassikaal: opdr. 35
  • Maak zelfstandig opdr. 36 en 37
  • Bespreken  

Slide 26 - Slide

Afsluiting
  • Vragen? 

Slide 27 - Slide