1 havo 22102024

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Qu'est-ce qu'on va faire?

• Interroger
• Herhalen lidwoord en avoir

Doel: voorbereiden op repetitie

Interroger

Les gebruik je voor

1. mannelijk
2. vrouwelijk
3. stomme h/klinkerbotsing
4. meervoud

Je

Tu

Il/elle/on

Nous

Vous

Ils/elles

Wij

u

ik

zij (meervoud)

Jij

Zij (enkelvoud)

men

jullie

hij

nous ...

Vertaal: nous avons

elles ...

Vertaal: elles ont

tu ...

Vertaal: tu as

Vertaal: ik heb

Vertaal: zij heeft

Vertaal: u heeft

Le/la/l'/les
Wat is hiervan de vertaling?

1. de/het
2. een
3. zijn
4. haar

Le gebruik je voor

1. mannelijk
2. vrouwelijk
3. stomme h/klinkerbotsing
4. meervoud

La gebruik je voor

1. mannelijk
2. vrouwelijk
3. stomme h/klinkerbotsing
4. meervoud

L' gebruik je voor

1. mannelijk
2. vrouwelijk
3. stomme h/klinkerbotsing
4. meervoud

Les gebruik je voor

1. mannelijk
2. vrouwelijk
3. stomme h/klinkerbotsing
4. meervoud

Un/une/des
Wat is hiervan de vertaling?

1. de/het
2. een
3. zijn
4. haar

Un gebruik je voor

1. mannelijk
2. vrouwelijk
3. stomme h/klinkerbotsing
4. meervoud

Une gebruik je voor

1. mannelijk
2. vrouwelijk
3. stomme h/klinkerbotsing
4. meervoud

Les gebruik je voor

1. mannelijk
2. vrouwelijk
3. stomme h/klinkerbotsing
4. meervoud

Werkwoord 'avoir' = hebben

J'ai                     Ik heb

Tu as                 Jij hebt

Il/elle/on a          Hij/zij/men heeft

Nous avons       Wij hebben

Vous avez          U/jullie heeft/hebben

Ils/elles ont         Zij hebben

Oefentoets

Fini? Leren voor repetitie 

Les devoirs

Pas de devoirs!

Les vacances