This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
What are we going to do today?
- Who is here today?
- Reading
- What did we do the previous lesson?
- Checking homework
- Grammar 4
- Homework
- End of lesson
Slide 2 - Slide
Write me words!
A E T R
K P L O
I M S N
H U D F
Slide 3 - Slide
timer
10:00
Slide 4 - Slide
What did we do in the previous lesson?
Slide 5 - Slide
Checking homework
Let's check 3, 4 and 5 on page eighty-three together
Slide 6 - Slide
Grammar 4: future tense
I want to know the following:
- Dutch
- Form
- When do we use it?
Slide 7 - Slide
Future tense
We will help you with the dishes
I will call Patrick tomorrow. I promise!
The concert won't start in a few minutes
Will Alicia become a laywer?
Slide 8 - Slide
Future
- Present simple
Gebeurtenissen zijn een onderdeel van een rooster, dienstregeling, of ander schema. Er is een tijdsbepaling.
The tour starts at eight
The plane arrives at a quarter to ten
Slide 9 - Slide
Future tense
- Present continuous (to be + ww + -ing)
Afspraken in de nabije toekomst waarvan de tijd/plaats al vast staat. Denk aan vliegtickets waar je al een tciket voor hebt gekocht.
Jules is taking Daisy out on Friday around 8pm.
Slide 10 - Slide
Future tense
- To be going to
Wanneer iemand in de toekomst iets van plan is. Staat gelijk aan het Nederlandse werkwoord 'gaan'. Je hebt bewijs voor deze voorspelling, of je hebt er zelf geen controle over.
Look at the score! They are going to win!
Slide 11 - Slide
Future tense
- Will
Bij beloftes, aankondigingen en een voorspelling waar je GEEn bewijs hebt. Je denkt dat het gaat gebeuren, maar je hebt hier geen bewijs voor.