Branche kraamzorg - oefentoets

Branche kraamzorg 
Oefentoets
1 / 35
next
Slide 1: Slide
VerzorgendeMBOStudiejaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Branche kraamzorg 
Oefentoets

Slide 1 - Slide

Instructie
Bevruchting en zwangerschap: 15 vragen
Prenatale zorg en zwanger zijn: 5 vragen
De normale bevalling: 10 vragen

Slide 2 - Slide

Bevruchting en Zwangerschap

Slide 3 - Slide

In de eierstokken vinden twee belangrijke processen plaats.
Wat is een van de functies van de eierstokken?
A
De productie van geslachtshormonen
B
Het transport van eicellen en zaadcellen
C
Bescherming van de foetus
D
Een barrière vormen voor bacteriën van buitenaf

Slide 4 - Quiz

Welk hormoon zorgt voornamelijk voor de secundaire geslachtsveranderingen bij vrouwen?
A
Testosteron
B
Progesteron
C
Oestrogeen
D
Androgenen

Slide 5 - Quiz

Als een rijp eiblaasje zijn rijpe eicel heeft afgegeven, verandert het lege eiblaasje onder invloed van het hormoon LH.
Waar verandert het lege eiblaasje in?
A
Het rode lichaam
B
Het gele lichaam
C
Het groene lichaam
D
Het blauwe lichaam

Slide 6 - Quiz

Het opgelichte deel van deze afbeelding toont ........
A
De baarmoeder
B
De eierstokken
C
De eileiders
D
De baarmoedermond

Slide 7 - Quiz

Wat is de hoofdfunctie van de eileiders?
A
Vormen van een kanaal tussen baarmoeder en vulva
B
Transport van eicellen en zaadcellen
C
Bescherming van het ongeboren kind
D
Barrière vormen voor bacteriën van buitenaf

Slide 8 - Quiz

De eileiders zijn aan de binnenkant bedekt met trilharen.
Wat is de functie van de trilhaarcellen in de eileider?
A
Bescherming van bevruchte eicellen
B
Het vergemakkelijken van transport van eicellen
C
Barrière vormen voor bacteriën van buitenaf
D
Zaadcellen stimuleren

Slide 9 - Quiz

De baarmoeder bestaat uit twee delen.
Wat is een onderdeel van de baarmoeder?
A
De baarmoederhals
B
Het romp van de baarmoeder
C
De baarmoedernek
D
De baarmoederstaart

Slide 10 - Quiz

Na de geboorte worden er bij de vrouw ....... nieuwe eicellen geproduceerd
A
wel
B
geen

Slide 11 - Quiz

De zaadballen bevinden zich buiten de romp, in de balzak. Waarom bevinden de zaadballen zich buiten de romp?
A
Vanwege plaatsgebrek in de buik
B
Voor een optimale temperatuur
C
Vanwege de zuurgraad in het lichaam
D
Voor de productie van zaadvocht

Slide 12 - Quiz

Bevruchting is het moment waarop......
A
de zaadcel de baarmoedermond binnentreedt
B
Een eicel en een zaadcel versmelten
C
De versmolten eicel en zaadcel innestelen
D
De eerste deling plaatsvindt

Slide 13 - Quiz

Bevruchting vindt meestal plaats in .......
A
De baarmoeder
B
De eileider
C
De eierstok
D
De baarmoederhals

Slide 14 - Quiz

Zaadcellen zijn opgebouwd uit een kop, een tussenstuk en een staart.
In ..... bevindt zich onder andere het genetisch materiaal
A
De kop
B
Het tussenstuk
C
De staart
D
Alle bovenstaande

Slide 15 - Quiz

Gewoonlijk ..... de eicel binnendringen
A
Kan slechts één zaadcel
B
Kunnen meerdere zaadcellen

Slide 16 - Quiz

De menstruatiecyclus bereidt het lichaam voor op een mogelijke zwangerschap.
Een cyclus duurt gewoonlijk ongeveer ... dagen
A
8
B
12
C
28
D
56

Slide 17 - Quiz

Bevruchting is mogelijk ... uur na de eisprong (ovulatie)
A
0-12
B
12-24
C
12-48
D
24-48

Slide 18 - Quiz

          PRENATALE ZORG EN ZWANGER ZIJN

Slide 19 - Slide


Als een vrouw zwanger is zijn er verschillende voedingsadviezen. Wat kan ze beter niet eten?
A
Olijven
B
Rauw vlees
C
Vis

Slide 20 - Quiz


De kraamverzorgende begeleidt de moeder (en partner) tijdens de eerste week na de bevalling. Ook observeert hij/zij de gezondheid van het pasgeboren kind. 
Wat doet de kraamverzorgende tijdens de (thuis)bevalling?
A
Assisteert de verloskundige
B
Begeleidt de bevalling
C
Nog niets, die komt pas na de bevalling

Slide 21 - Quiz

Welke taken horen ook bij de kraamverzorgende?
A
Boodschappen doen
B
De was doen
C
Ramen zemen

Slide 22 - Quiz

Uit hoeveel trimesters bestaat de zwangerschap?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 23 - Quiz

Wat is GEEN zwangerschapskenmerk?
A
Misselijk
B
Vermoeidheid
C
Grotere borsten
D
Hoofdpijn

Slide 24 - Quiz

DE NORMALE BEVALLING

Slide 25 - Slide

Hoe wordt een baby genoemd die te vroeg geboren is?
A
A terme
B
Prematuur
C
Serotien

Slide 26 - Quiz

Het onderscheid in prematuur, a terme en serotien wordt doorgaans bepaald aan de hand van het aantal weken zwangerschap tot aan de geboorte.

Hoeveel weken zwangerschap is de a terme periode?
A
37 t/m 41 weken
B
37 t/m 42 weken
C
39 t/m 41 weken
D
39 t/m 42 weken

Slide 27 - Quiz

Waarmee wordt het begin van de baring aangekondigd?
A
Harde buiken
B
Ontsluitingsweeen
C
Beide antwoorden zijn goed
D
Beide antwoorden zijn fout

Slide 28 - Quiz

De bevalling begint met een proces dat ontsluiting wordt genoemd.
Welk deel van het baringskanaal moet worden ontsloten om een baring mogelijk te maken?
A
Vagina
B
Baarmoedermond
C
Botten van het bekken
D
Bekkenbodemspieren

Slide 29 - Quiz

Bij hoeveel centimeter ontsluiting wordt tijdens de bevalling gesproken van volledige ontsluiting?
A
5
B
8
C
10
D
12

Slide 30 - Quiz

Welk lichaamsdeel wordt tijdens de meeste bevallingen als eerste geboren?
A
Hoofd
B
Billen
C
Voetjes
D
Handjes

Slide 31 - Quiz

Wat wordt er geboren tijdens de nageboorte?
A
Placenta
B
Baarmoeder
C
Baarmoederhals
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 32 - Quiz

Wat is de functie van voorweeën?
A
De moeder een idee geven van wat er komen gaat
B
Het kind naar buiten persen
C
Het lichaam voorbereiden op de bevalling

Slide 33 - Quiz

Hoe heet de draai om de lengteas die het kindje tijdens een normale bevalling maakt?
A
Hamburgerdraai
B
Spildraai
C
Stuitdraai

Slide 34 - Quiz

Welke weeën horen bij de uitdrijvingsfase?
A
Indalingsweeën
B
Ontsluitingsweeën
C
Persweeën

Slide 35 - Quiz