De Parasolmieren eten de vruchtlichamen van Lepiotaceae op voordat er door deze schimmel sporen worden gevormd. Hierdoor kan de schimmel zich alleen ongeslachtelijk vermeerderen. Omdat jonge mierenkoninginnen bij het stichten van hun eigen staat een stukje schimmel uit het ouderlijk nest meenemen, zou je kunnen zeggen dat de kloon van de bladverterende schimmel al 50 miljoen jaar oud is en al even lang hetzelfde genotype bezit.
Ongeslachtelijke voortplanting heeft niet alleen maar voordelen. Omdat het genotype van Lepiotaceae weinig verandert, wordt het voor de schimmel Escovopsis, die in die periode wel evolueert, steeds eenvoudiger om Lepiotaceae aan te tasten. Maar dankzij het antibioticum, dat Streptomyces maakt, kunnen de mieren toch hun ‘schimmeltuin’ in stand houden.