adverb - adjective

adverb - adjective 
bijwoord 
bijvoeglijk naamwoord 
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3,4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

adverb - adjective 
bijwoord 
bijvoeglijk naamwoord 

Slide 1 - Slide

adverb:

- werkwoord
- bijv naamwoord
- ander bijwoord 
 

adjective:

- zelfstandig naamwoord

Slide 2 - Slide

adverb
vorm: 
bijwoord + ly 

Slide 3 - Slide

maak van dit woord een bijwoord:
real

Slide 4 - Open question

maak een bijwoord van:
slow

Slide 5 - Open question

maak een bijwoord van:
bad

Slide 6 - Open question

eigen vorm 
good - well
fast - fast
hard - hard (hardly = nauwelijks)
daily- daily 
friendly - friendly 

Slide 7 - Slide

wat is het bijwoord van:
good
A
well
B
goodly

Slide 8 - Quiz

wat is het bijwoord van:
daily
A
daily
B
dailyly

Slide 9 - Quiz

wat is het bijwoord van:
hard
A
hardly
B
hard

Slide 10 - Quiz

volgorde in de zin:
- voor het hoofdwerkwoord
- na: am, is, are, was, were
- voor een ander bijwoord of bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Slide

voorbeelden:
She always asks me to get coffee. 
 I am never tired after a work out.
You are going to be extremely popular.  

Slide 12 - Slide

You can find the shop.
A
easily can
B
can easily

Slide 13 - Quiz

The food was delicious.
A
really was delicious
B
was really delicious

Slide 14 - Quiz