(VWO) Herhaling hoofdstuk 2

1 / 28
next
Slide 1: Video
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Herhaling hoofdstuk 2

Slide 2 - Slide

programma
Huiswerk
Herhaling h2 + opgaven
Zelf aan de slag met voorbereiden

Slide 3 - Slide

toets
27 juni
Toets gaat over hoofdstuk 2 (excl 2.5)

Slide 4 - Slide

Huiswerk 
2.6 opgave 1 t/m 10

Slide 5 - Slide

TO = 6q
Wat is de prijs op deze markt?

Slide 6 - Open question

Opbrengstenformule
  • De totale opbrengst van bedrijven bestaat uit afzet × omzet, ofwel p × q

Slide 7 - Slide

De kostenformule voor een bepaald product is als volgt:
TK = 2q + 200
Waarvoor staat 2q?
A
Variabele kosten
B
Vaste kosten

Slide 8 - Quiz

Kostenformule
  • De formule voor kosten is TK = TVK + TCK
  • Het deel constante/vaste kosten is altijd een constante, ofwel een getal
  • Het deel variabele kosten is altijd een variabele, ofwel een getal keer een letter (vaak q voor hoeveelheid)

Slide 9 - Slide

TO = 6q
TK = 2q + 200
Wat is de break-even afzet/marktevenwicht?

Slide 10 - Open question

Marktevenwicht
  • Het punt waarop de vraag en het aanbod aan elkaar gelijk zijn

Slide 11 - Slide

Q = −100.000p + 1.000.000
Is dit een vraaglijn of een aanbodlijn?
A
Vraaglijn (Qv)
B
Aanbodlijn (Qa)

Slide 12 - Quiz

Vraag- en aanbodlijnen
  • Vraag- en aanbodlijnen bestaan uit een variabele en een constante. De variabele wordt beïnvloed door de prijs
  • Een vraaglijn heeft een negatieve variabele: wanneer de prijs stijgt, daalt de hoeveelheid
  • Een aanbodlijn heeft een positieve variabele: wanneer de prijs stijgt, stijgt de hoeveelheid

Slide 13 - Slide

De aanbodlijn van een smartphone is als volgt. De grondstofkosten voor batterijen stijgen.
Wat gebeurt er met de aanbodlijn?
A
De aanbodlijn gaat naar links
B
De aanbodlijn gaat naar rechts
C
De aanbodlijn gaat omlaag
D
De aanbodlijn gaat omhoog

Slide 14 - Quiz

Verandering van de aanbodlijn
  • De aanbodlijn veranderd door veranderingen buiten de markt om, vooral door veranderingen van grondstofprijzen.
  • Wanneer de grondstofprijzen voor een bepaald product stijgen, berekenen producenten deze door in de verkoopprijs
  • Wanneer de grondstofprijzen stijgen, stijgt ook de prijs van het product.

Slide 15 - Slide

De aanbodlijn van een smartphone is als volgt. De grondstofkosten voor batterijen stijgen.
Wat gebeurt er met de vraaglijn?
A
Je kiest een punt met een hogere prijs
B
Je kiest een punt met een lagere prijs
C
Je kiest een punt met een lagere hoeveelheid
D
Je kiest een punt met een hogere hoeveelheid

Slide 16 - Quiz

Verandering op de vraaglijn
Wanneer de aanbodlijn veranderd kies je ook een ander punt op de vraaglijn, het snijpunt verschuift namelijk.

Slide 17 - Slide

De vraaglijn van een product is als volgt. Het inkomen van de vragers stijgt.
Wat gebeurt er met de vraaglijn?
A
De vraaglijn gaat naar links
B
De vraaglijn gaat naar rechts
C
De vraaglijn gaat omlaag
D
De vraaglijn gaat omhoog

Slide 18 - Quiz

Verandering van de vraaglijn
  • De vraaglijn veranderd door veranderingen buiten de markt om, vooral door inkomensveranderingen.
  • Wanneer het inkomen van iemand stijgt zal ook de hoeveelheid stijgen die ze van bepaalde producten gaan kopen. Hierdoor gaat de vraaglijn naar rechts/boven

Slide 19 - Slide

Vragers willen een ..., dus als de prijs stijgt zal de gevraagde hoeveelheid ...
A
lage prijs, stijgen
B
hoge prijs, stijgen
C
lage prijs, dalen
D
hoge prijs, dalen

Slide 20 - Quiz

Aanbieders willen een ...,
dus als de prijs stijgt zal de
aangeboden hoeveelheid ...
A
lage prijs, stijgen
B
hoge prijs, stijgen
C
lage prijs, dalen
D
hoge prijs, dalen

Slide 21 - Quiz

Zie de grafiek hiernaast.
Is er hier sprake van een vraag- of aanbodoverschot?
Zal de prijs gaan
dalen of stijgen?
A
Vraagoverschot, prijs gaat stijgen
B
Aanbodoverschot, prijs gaat stijgen
C
Vraagoverschot, prijs gaat dalen
D
Aanbodoverschot, prijs gaat dalen

Slide 22 - Quiz

Vraag- en aanbodoverschot
  • Wanneer de prijs op de markt hoger is dan de evenwichtsprijs is het aanbod hoger dan de vraag. We hebben dan een aanbodoverschot en de prijs zal gaan dalen.
  • Wanneer de prijs op de markt lager is dan de evenwichtsprijs is het aanbod lager dan de vraag. We hebben dan een vraagoverschot en de prijs zal gaan stijgen.

Slide 23 - Slide

Op een markt met weinig aanbieders is de macht van elke aanbieder ... dan op een markt met veel aanbieders
A
Groter
B
Kleiner

Slide 24 - Quiz

Op een markt met homogene goederen
is de macht van elke aanbieder ... dan
op een markt met heterogene goederen
A
Groter
B
Kleiner

Slide 25 - Quiz

Markten en concurrentie
  • Op elke markt is concurrentie op prijs. Wie de laagste prijs heeft, krijgt alle vragers
  • MAAR elke markt heeft twee variabelen:
    aantal aanbieders en type product.

Slide 26 - Slide

Markten en concurrentie
  • Op een markt met weinig aanbieders is een hoger-dan-de-laagste-prijs mogelijk door marketing, de merken op deze markt zijn herkenbaar (denk Coca-Cola/Pepsi)
  • Op een markt met heterogene producten is een hoger-dan-de-laagste-prijs mogelijk doordat de producten iets van elkaar verschillen. (waarde verschil hoger of lager dan prijs?)

Slide 27 - Slide

zelf aan de slag
  • opgaven maken paragraaf 2.6 (1 t/m 10)
  • Test jezelf/flitskaarten
  • Boek lezen
  • Samenvatting maken
  • Opgaven nakijken met antwoorden uit moodle
  • Slides doornemen op moodle van hoofdstuk 2

Slide 28 - Slide