Lezen en luisteren les 3

Lezen en luisteren
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lezen en luisteren

Slide 1 - Slide

Programma
- Doel
- Herhaling
- Theorie
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

Doel
-  Ik weet hoe een tekst is opgebouwd
- Ik weet welke functies een inleiding, kern en slot kunnen hebben
- Ik kan de vaste tekststructuren herkennen

(zie theorie blz. 6 t/m 8)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Tekst
Informeren
Activeren
Vermaken
Instrueren
Verkiezingsaffiche
Reclame-folder
Handleiding
Gedicht
Krantenartikel
Songtekst
Geboortekaartje

Slide 5 - Drag question

Onderwerp

- Waar gaat de tekst over?
- Titel, inleiding
- één tot drie woorden




Toets:
- Wat is het onderwerp van deze tekst?
- Wat is het deelonderwerp van alinea 5?
Hoofdgedachte

- Belangrijkste wat een schrijver over het onderwerp duidelijk wil maken. 
- Titel, inleiding, slot
- Hele zin



Toets:
- Wat is de hoofdgedachte van tekst 3?

Slide 6 - Slide

Teksten hebben een .....
Inleiding, kern & slot

Deze moet jij kunnen herkennen.

Slide 7 - Slide

Functies inleiding
- De aandacht van de lezers trekken
- Het onderwerp introduceren
- Een verwachting scheppen
- Een vraag stellen

Slide 8 - Slide

De kern
- De kern is het middenstuk van de tekst en kan uit meerdere alinea's bestaan.

De verschillende deelonderwerpen komen aan de orde. 
In de kern wordt eigenlijk het onderwerp dus verder uitgewerkt. 

Slide 9 - Slide

Slot
- Een samenvatting geven
- Een conclusie trekken
- Een toekomstverwachting schetsen
- Een aanbeveling doen

Slide 10 - Slide

Is de tekst een inleiding of een slot?
A
inleiding
B
slot

Slide 11 - Quiz

Je hoort ouderen vaak zeggen: “Vroeger was alles beter!” Vroeger speelden de kinderen buiten in plaats van de hele dag naar hun tablet te staren. Vroeger praatten mensen met elkaar in plaats van een afstandelijk Whatsapp-berichtje te sturen. Vroeger kon je spontaan bij iemand op de koffie in plaats van een afspraak te moeten maken in de digitale agenda’s. Klopt dit wel? Was vroeger daadwerkelijk alles beter dan nu?



Bron: Uitgeverij Motile

Slide 12 - Slide

Welke functie heeft deze inleiding?
A
Vraag stellen
B
Aandacht trekken
C
Een verwachting scheppen
D
Het onderwerp introduceren

Slide 13 - Quiz

Je hoort ouderen vaak zeggen: “Vroeger was alles beter!” Vroeger speelden de kinderen buiten in plaats van de hele dag naar hun tablet te staren. Vroeger praatten mensen met elkaar in plaats van een afstandelijk Whatsapp-berichtje te sturen. Vroeger kon je spontaan bij iemand op de koffie in plaats van een afspraak te moeten maken in de digitale agenda’s. Klopt dit wel? Was vroeger daadwerkelijk alles beter dan nu?




Slide 14 - Slide

Wat is het onderwerp van deze tekst?

Slide 15 - Open question

Kortom: Maak tijd vrij in je drukke agenda om met je partner door te brengen! Als je vriend of vriendin graag een avondje op de bank doorbrengt om gezellig samen film te kijken, kies er dan voor om thuis te blijven in plaats van op stap te gaan met vrienden. Het is cliché, maar waar: een relatie bestaat uit geven en nemen!

Slide 16 - Slide

Welke functie heeft het slot?
A
Een samenvatting geven
B
Een toekomstverwachting schetsen
C
Een conclusie trekken
D
Een aanbeveling doen

Slide 17 - Quiz

Tekststructuren
Veel teksten zijn opgebouwd volgens een vaste structuur.
Het is belangrijk dat je die herkent, omdat je daardoor de tekst beter begrijpt.
Ook kan er een vraag op het examen komen over welke structuur de tekst is. 

Slide 18 - Slide

Argumentatiestructuur
Inleiding: standpunt
Middenstuk: argumenten (voor en tegen met weerlegging) voor je standpunt
Slot: herhaling standpunt

Slide 19 - Slide

Probleem - oplossingsstructuur
Inleiding: probleem
Middenstuk: oorzaken, gevolgen en mogelijke oplossingen
Slot: de beste oplossing

Slide 20 - Slide

Verklaringsstructuur
Inleiding: beschrijving verschijnsel
Middenstuk: redenen, oorzaken en gevolgen
Slot: beste verklaring, samenvatting

Slide 21 - Slide

Verleden/ heden/ toekomststructuur

Inleiding | introductie onderwerp
Middenstuk | situatie vroeger, situatie nu,
Slot | toekomstverwachting

Slide 22 - Slide

Vraag – antwoordstructuur
Inleiding | vraag
Middenstuk | antwoorden
Slot | samenvatting of conclusie

Slide 23 - Slide

Aspectenstructuur
Inleiding: aankondiging onderwerp
Kern: diverse aspecten van een onderwerp
Slot: samenvatting

Slide 24 - Slide

Voor- en nadelenstructuur
Inleiding: vraag
Kern: voor- en nadelen
Slot: eindconclusie

Slide 25 - Slide

Je hoort ouderen vaak zeggen: “Vroeger was alles beter!” Vroeger speelden de kinderen buiten in plaats van de hele dag naar hun tablet te staren. Vroeger praatten mensen met elkaar in plaats van een afstandelijk Whatsapp-berichtje te sturen. Vroeger kon je spontaan bij iemand op de koffie in plaats van een afspraak te moeten maken in de digitale agenda’s. Klopt dit wel? Was vroeger daadwerkelijk alles beter dan nu?

Slide 26 - Slide

Welke tekststructuur kun je herkennen?
A
Probleem-oplossingsstructuur
B
Vraag-antwoordstructuur
C
Aspectenstructuur
D
Voor-en nadelenstructuur

Slide 27 - Quiz

Aan de slag!
Wat?
Werkblad 2 

Hoe?
Zelfstandig

Slide 28 - Slide

Heb jij weleens onterechte feedback gekregen?

Slide 29 - Open question

Doel
-  Ik weet hoe een tekst is opgebouwd
- Ik weet welke functies een inleiding, kern en slot kunnen hebben
- Ik kan de vaste tekststructuren herkennen

Slide 30 - Slide

Hoe is een tekst opgebouwd?

Slide 31 - Open question

Noem eens 1 functie die een inleiding kan hebben.

Slide 32 - Open question

Noem eens 2 tekststructuren

Slide 33 - Open question