This lesson contains 18 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
3.1 Inleiding
Slide 1 - Slide
Waar spaar jij op het moment voor?
Slide 2 - Mind map
Wat is sparen?
Sparen = het niet uitgeven van inkomen maar het bewaren voor later
Slide 3 - Slide
Sparen
Sparen: is het niet uitgeven van een deel van het inkomen.
Slide 4 - Slide
Spaarmotieven
Sparen voor een doel
Sparen uit voorzorg
Sparen voor de rente
Slide 5 - Slide
3.1 inleiding: 'ruilen over tijd'
Het uitstellen of vervroegen van je consumptie.
Sparen: Je stelt je consumptie uit.
Lenen: Je vervroegt je consumptie.
Slide 6 - Slide
Belangrijke begrippen blz. 35
Rente: vergoeding die je krijgt voor het uitlenen van geld.
Inflatie: stijging van het algemeen prijspeil. Goederen en diensten stijgen naar verloop van tijd namelijk in prijs.
Koopkracht: De hoeveelheid goederen en diensten die je kan kopen van je inkomen.
Slide 7 - Slide
Dé euroknallers!
Jarenlang behoorde de hamburger tot de euroknallers = €1.
Hoeveel kon ik er kopen met €10,-?
Slide 8 - Slide
Dé euroknaller!
Na een stevige inflatie is de prijs nu €1,25. Hoeveel kan ik er nu kopen met een tientje?
Als mijn inkomen gelijk is gebleven, wat is er dan met mijn koopkracht gebeurd?
Slide 9 - Slide
Koopkracht
Slide 10 - Slide
Soorten bankrekeningen
Betaalrekening: lopende rekening waarmee je betaald.
Spaarrekening: rekening om mee te sparen, hier ontvang je een rentepercentage op. Het geld is vrij opneembaar voor jou als rekeninghouder.
Depositorekening: een spaarrekening waarbij je afspreekt om je geld voor langere tijd vast te zetten. Alleen met een boete kan je eerder aan je spaargeld komen. Voordeel: hogere spaarrente.
Slide 11 - Slide
Opdracht maken
Wat: maak opdrachten 3.1 t/m 3.8 op blz. 34 t/m 36
Tijd: jullie krijgen hiervoor 15 minuten.
Hulp?: overleg rustig met diegene naast je. Daarna vraag je het aan de docent.
Huiswerk = 3.1 t/m 3.8
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
Opdracht 3.5 maken
Wat: maak opdrachten 3.5 op blz. 36.
Tijd: jullie krijgen hiervoor 7 minuten.
Hulp?: lees theorie onderaan blz 35.
Ben je klaar: maak opdracht 3.4 op blz. 35. (lees de theorie erboven)
timer
7:00
Slide 14 - Slide
Rekenen met procenten (blz. 36)
Je hebt €80 op spaarrekening staan, je krijgt 1,5% rente.
STAP 1: Zoek eerst uit wat 100% is.
STAP 2: Reken met deze gegevens uit hoeveel 1% is.
STAP 3: Reken het gevraagde gegeven uit.
Slide 15 - Slide
Deel van het geheel (blz. 36)
Je hebt €80 op spaarrekening staan, je krijgt €2 rente. Hoeveel procent is de rente?
Slide 16 - Slide
Rente
Rente = een vergoeding van de bank voor het sparen of een vergoeding van de bank voor het lenen van geld
Waarom?
1. Je kunt nu niks kopen met geld op spaarrekening, dus je wilt een vergoeding
2. Geld verdienen aan het uitlenen van jouw spaargeld
3. Prijzen goederen en diensten stijgen -> inflatie!