Hoofdstuk 1 spelling

Wat staat er precies?
  • Massagebed 
  • Egoisme
  • Meeeter
  • Verfrommel
1 / 50
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat staat er precies?
  • Massagebed 
  • Egoisme
  • Meeeter
  • Verfrommel

Slide 1 - Slide

Voor vandaag:
  • Nabespreking toets. 
  • Ik weet wanneer ik een trema, koppelteken, apostrof, accent en cedille moet gebruiken. 
  • Ik oefen met hoofdletters en leestekens. 

Slide 2 - Slide

Toets 
1. Tel het aantal behaalde punten bij elkaar op. 
2. Zet een sterretje bij de puntentelling als het totaal aantal punten niet klopt. 
3. Lever het proefwerk bij VGL in. TW 4 kijken we opnieuw naar de proefwerken. 

Slide 3 - Slide

Toetsweek 2
  • NN spelling H1, H2 en H3. 
  • NN grammatica H3, H6 (verwijzen en ambiguïteit). 
  • NN formuleren H3 (verwijzen).



Slide 4 - Slide

Trema
1. Om een klinkerbotsing in een woord te voorkomen (egoïsme, ideeën). 
2. Bij sommige leenwoorden (überhaupt, conciërge). 

Denkvragen: 
A. Kopieën of kopiën? 
B. Bacterieën of bacteriën?

Slide 5 - Slide

Apostrof
1. Om aan te geven dat je iets weglaat ('s morgens, 's-Gravenhage, Ilias' boek). 

2. Wanneer er buitspraakproblemen dreigen te ontstaan bij woorden die eindigen op -a, -i, -o, -u en -y (solo's, baby's). 

3. Bij afleidingen en meervouden van afkortingen (pc's, azc's)

Slide 6 - Slide

Kies het goede antwoord
Een vinger
Twee vingers
Ignaas' scooter
Ignaas's scooter
Cadeaus
Cadeau's
Babytje 
Baby'tje

Slide 7 - Slide

Drie accenten:
1. Accent aigu (decolleté, café)
2. Accent grave (crèche, crème)
3. Accent circonflexe (enquête, gêne)

Haram!

Slide 8 - Slide

Aan de slag!
  • In duo's 
  • 15 minuten
  • Vragen? Stel ze gerust
  • Klaar? Ga verder met H1 spelling opdracht vijf tot en met acht.

Opdracht: Maak van H1 spelling opdracht een tot en met vier. 

Slide 9 - Slide

Als je duidelijk wilt maken dat iemand nog 1 en niet twee rekeningen moet betalen, dan schrijf je...
A
één
B
een

Slide 10 - Quiz

Vul het goede antwoord in:
Hij betaalt...van de vele rekeningen vandaag!
A
één
B
een

Slide 11 - Quiz

De kinderen zijn nu groot geworden, dus we verkopen de
A
buggys
B
buggy's
C
buggies

Slide 12 - Quiz

Zij is gierig en koopt nooit...voor haar kinderen.
A
cadeaus
B
cadeau's

Slide 13 - Quiz

Het is niet mijn fiets maar....fiets
A
Hans's
B
Hans'

Slide 14 - Quiz

Dat is...scooter
A
Wesleys
B
Wesley's

Slide 15 - Quiz

Kies het goede antwoord
A
Bureautje
B
Bureau'tje

Slide 16 - Quiz

Kies het goede antwoord
A
Buggy'tje
B
Buggytje

Slide 17 - Quiz

Kies het goede antwoord
A
autoöngeluk
B
auto-ongeluk

Slide 18 - Quiz

Kies het goede antwoord
A
Caissiére
B
Caissière

Slide 19 - Quiz

Wanneer gebruik je een trema en wanneer een koppelteken om een klinkerbotsing te voorkomen?

Slide 20 - Open question

Voor vandaag:
  • Ik weet wanneer ik een trema of koppelteken moet gebruiken bij samenstellingen. 
  • Ik weet wanneer ik welke verwijswoorden moet gebruiken.

Slide 21 - Slide

Mannelijk, vrouwelijk en onzijdig

Slide 22 - Slide

Voor vandaag:
  • Verder oefenen met werkwoordspelling. 
  • Hoe getallen op te schrijven.

Slide 23 - Slide

Aan de slag
  • In duo's (15 minuten)
  • Eerder klaar?
    - Lees alvast p. 102 (getallen) en maak opdracht 1 en 2. 
    - H2 spelling opdr. negen en tien.
  • Opdracht:
    - Maak de eindtoets van het boekje werkwoordspelling en kijk je antwoorden na. 
    - Noteer het aantal gemaakte fouten. Minder dan vier? Ga zo door!

Slide 24 - Slide

Aan de slag
  • Individueel
  • Eerder klaar? Maak verder de sleutelvragen en opdracht 3. 


Opdracht: 
- Noteer de betekenis van de belangrijke woorden. Gebruik daarvoor de context van de tekst!

Slide 25 - Slide

Om mee te beginnen: 
1. Winterviering wordt door school georganiseerd. 
2. Vragen PW-week? 
3. Vragen PW NE?

Slide 26 - Slide

Kies het goede antwoord:
A. Simpathiek. 
B. Symphatiek. 
C. Sympathiek. 
D. Simphatiek. 

Slide 27 - Slide

Voor vandaag: 
  • Ik weet of ik een woord met y, i of ie moet schrijven. 
  • Ik weet of ik een woord met au of ou moet schrijven.  
  • Ik kan bepalen welke woorden goed gespeld zijn. 
  • Ik kan correcte zinnen schrijven met bepaalde werkwoorden. 

Slide 28 - Slide

Ik houd van...
A
Kabeljouw
B
Kabeljauw

Slide 29 - Quiz

De...werkt voor de overheid.
A
Wethouder
B
Wethauder

Slide 30 - Quiz

Het weer vandaag is nogal....
A
grauw
B
grouw

Slide 31 - Quiz

De spelers van Manchester United werden....
A
uitgejouwd
B
uitgejauwd.

Slide 32 - Quiz

Welke woorden zijn goed gespeld?
A
peil - gouw - brauwen
B
pijl - gauw - brauwen
C
Pijl - gauw - brouwen
D
Peil - gouw - brouwen

Slide 33 - Quiz

Schrijf met elk werkwoord een zin  van minimaal acht woorden. 
1. Bestede
2. Leidt
3. Begeleid

Slide 34 - Slide

Aan de slag!
In duo's


Opdracht: 
- Bereid het proefwerk NE voor door: 
- De samenvatting te maken. 
- De oefentoets te maken/na te kijken. 
- De theorie te leren. 

Slide 35 - Slide

Wat te verwachten voor deze periode:
Schrijftoets (woordenschat, formuleren, spelling en schrijven): correcte brief schrijven waarin je lastige woorden verwerkt. 

Slide 36 - Slide

Pleonasme en tautologie
Pleonasme: een eigenschap van iets of iemand uitdrukkelijk omschrijven door een toevoeging van een ander woord (ronde cirkel, witte sneeuw). 

Tautologie: bestaat uit twee woorden die hetzelfde betekenen (enkel en alleen).

Denkvraag: zijn dit taal- of stijlfouten?

Slide 37 - Slide

Voor vandaag: 
- Ik kan woordraadstrategieën toepassen om de betekenissen van woorden te achterhalen (H4 Woordenschat opdr.3 en 4). 
- Ik oefen verder met werkwoordspelling (H3 spelling opdr. 8). 

Slide 38 - Slide

Aan de slag!
  • Individueel en in stilte (10 minuten)
  • Klaar? Zie schrijfbord. 
  • Vragen? Na tien minuten.

  • Opdracht: 
    -
    H4 woordenschat opdracht drie en vier.
    - H4 spelling opdracht acht. 

Slide 39 - Slide

Om mee te beginnen:
7. Sandra beschuldigt haar vriendin ervan dat zij haar heeft beledigt, maar deze ontkent dit ten stelligste.



Er zit een fout in het antwoordmodel. Wat is er fout? 

Slide 40 - Slide

Wat een vieze stank!
A
Tautologie
B
Pleonasme

Slide 41 - Quiz

Wat een pracht en praal!
A
Tautologie
B
Pleonasme

Slide 42 - Quiz

De houten boomstam viel op het jongetje.
A
Tautologie
B
Pleonasme

Slide 43 - Quiz

Ze brak haar neus en er stroomde rood bloed over haar lippen.
A
Tautologie
B
Pleonasme

Slide 44 - Quiz

Voor vandaag:
  • Nabespreking H4 woordenschat opdracht drie. 
  • Zelfstandig nakijken H4 woordenschat opdracht vier en H4 spelling opdracht acht.  

  • Ik kan woordraadstrategieën gebruiken om de betekenis van woorden te achterhalen. 

Slide 45 - Slide

Aan de slag!
  • Gezamenlijk tekst doornemen (10 min), daarna in duo's
  • Eerder klaar? Zie bord. 
  • Vragen? Stel ze gerust. 

Opdracht: 
- H5 woordenschat opdracht 3 vraag een en drie. 
- H5 woordenschat opdracht 4 (opzoekopdracht). 

Slide 46 - Slide

Om mee te beginnen:
In duo's (twee minuten). 

Opdracht: 
- Maken samen een of twee goedlopende zinnen met de volgende woorden/uitdrukkingen: Op zijn tandvlees lopen, effect en subtiel. 

Slide 47 - Slide

Aan de slag!
  • Individueel en in stilte (15 minuten)
  • Eerder klaar? H1 formuleren opdracht 1 en verbeter daarna je eigen tekst. Stuur vervolgens de mail naar VGL. 
  • Vragen? Stel ze gerust!


Opdracht: 
- Werk de oefenbrief uit in een mail of Word.document.

Slide 48 - Slide

Voor vandaag:
  • Ik weet hoe een goede briefopbouw eruit ziet. 
  • Ik kan moeilijke woorden in mijn brief verwerken.
  • Ik kan goedlopende zinnen schrijven.

Slide 49 - Slide

Aan de slag
Individueel 
Vragen? Stel ze gerust!

Opdracht:
- H1 formuleren opdracht 1 en verbeter daarna je eigen tekst.

Slide 50 - Slide