This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Prehistorie en oudheid
Slide 2 - Slide
Een voorwaarde voor het ontstaan van steden was ...
A
Klimaatverandering
B
Het ontstaan van handel en ambacht
C
Irrigatielandbouw
D
Antwoorden B en C
Slide 3 - Quiz
De neolithische revolutie is van dezelfde orde als ...
A
de Franse Revolutie
B
De Industriële Revolutie
C
De Eerste Wereldoorlog
D
Geen van alle
Slide 4 - Quiz
Deze afbeelding hoort bij ...
A
Ostracisme
B
Oligarchie
C
Griekse kunst
D
Griekse filosofie
Slide 5 - Quiz
Wil de 'echte' wetenschapper opstaan? Deze man hield zich veel bezig met waarnemen en het trekken van conclusies op het gebied van wiskunde, geschiedenis, biologie, geografie, astronomie, ....
A
Plato
B
Aristoteles
C
Socrates
D
Archimedes
Slide 6 - Quiz
Welk woord past bij Pax Romana?
A
Oorlog
B
Germaniseren
C
Romeinse keizer
D
Romaniseren
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Video
De Romeinen hadden een probleem met ...
A
joden
B
christenen
C
moslims
D
boeddhisten
Slide 9 - Quiz
Mede door de Germaanse invallen in het Romeinse Rijk
A
Bleef het limessysteem intact
B
Ontstond het hofstelsel
C
Ontstonden feodale verhoudingen (bestuur)
D
Kwam het christendom in ons land
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
Middeleeuwen
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
Welke beroemde acteur speelde de rol van Ivanhoe?
A
Timothy Dalton
B
Sean Connery
C
George Lazenby
D
Roger Moore
Slide 14 - Quiz
Het ridderschap is onlosmakelijk verbonden met
A
het feodalisme
B
het hofstelsel
C
Karel de Grote
D
de agrarisch-urbane samenleving
Slide 15 - Quiz
Welk begrip hoort bij hofstelsel?
A
agrarisch-urbaan
B
heervaart
C
herendienst
D
kasteel
Slide 16 - Quiz
Wat past bij investituurstrijd?
A
Concordaat van Worms
B
Het Grote Schisma
C
Scheiding tussen kerk en staat
D
Concordaat van Rome
Slide 17 - Quiz
Sleep de woorden naar de juiste kolom:
De Vroege Middeleeuwen (500-1000)
Tijdvak:
Monniken & Ridders
De Late Middeleeuwen (1000-1500)
Tijdvak:
Steden & Staten.
Het feodalisme
Engeland krijgt een Parlement en Frankrijk een Staten-Generaal (volksvertegenwoordidiging).
de Bourgondische Nederlanden
Keizer Karel de Grote (Frankische Rijk)
Het leenstelsel
de Investituurstrijd
staatsvorming en centralisatie
Filips de Goede
Slide 18 - Drag question
De vroegmoderne tijd
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Video
Hoe heet de acteur die Columbus speelde in Conquest of Paradise?
A
Chris Colon
B
Anthony Hopkins
C
Gérard Depardieu
D
Jean-Paul Belmondo
Slide 21 - Quiz
Hoeveel kenmerkende aspecten zitten er in tijdvak 5?
A
drie
B
vier
C
vijf
D
zes
Slide 22 - Quiz
Tijdens de Franse Revolutie (1789-1799) was er sprake van 'het nationale scheermes.' Wat wordt hiermee bedoeld?
A
Een lokale kapper in Parijs
B
Het scheermes waarmee Franse mannen zich schoren
C
De Guillotine
D
Het zwaard dat officieren in het leger droegen
Slide 23 - Quiz
Welke beweringen over het Britse Rijk zijn juist?
A
Het Britse Rijk begon in India (Bengalen)
B
Het Britse Rijk begon o.a. als gevolg van de conflicten / oorlog met Spanje
C
In (Noord) Amerika werden vooral plantagekoloniën gesticht
D
Het jaar 1857 markeert een keerpunt in het Britse Rijk
Slide 24 - Quiz
Wat wordt hier afgebeeld?
A
Handelsovereenkomst tussen Mogol keizer en British East India Company
B
Victoria wordt keizerin van India
C
Verdrag van Allahabad
D
India wordt onafhankelijk
Slide 25 - Quiz
Door de tijd heen
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Video
Welk land kreeg bij het Verdrag van Versailles het meest zijn zin?
A
De VS
B
Engeland
C
Frankrijk
D
Rusland
Slide 28 - Quiz
Welke gebeurtenis is een gevolg van het Verdrag van Versailles?
A
Hyperinflatie
B
Beurskrach
C
Oprichting van de Republiek van Weimar
D
Het Spartakistenoproer
Slide 29 - Quiz
Slide 30 - Video
Hoeveel jaren heeft Hitlers 'duizendjarige rijk' geduurd?
A
10 jaar
B
11 jaar
C
12 jaar
D
13 jaar
Slide 31 - Quiz
Welke bewering is / zijn waar?
A
Adenauer maakte in de jaren '50 een einde aan de denazificatie van de BRD
B
Adenauer's opvolger (Willy Brandt) erkende de DDR niet
C
De DDR zag zichzelf als volledig gedenazificeerd
D
Het links-terrorisme richtte zich in de BRD o.a. tegen de onvoltooide denazificatie
Slide 32 - Quiz
De val van de Berlijnse Muur (1989) had o.a. te maken met:
A
De invoering van de Brezjnev doctrine
B
De betere relaties tussen de BRD en de DDR
C
De opening van de grens tussen Hongarije en Oostenrijk
D
De hervormingen van Gorbatsjov
Slide 33 - Quiz
De wederopbouw van Nederland werd mede mogelijk gemaakt door:
A
Marshallplan
B
Polarisatie
C
Consensus (overeenstemming) tussen politieke partijen