Chapitre 1 - het bijvoeglijk naamwoord (vorm en plaats)

Het bijvoeglijk naamwoord
Objectifs:
Accorder correctement l'adjectif qualificatif
Savoir la place de l'adjectif (devant ou derrière le nom)

1 / 27
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Het bijvoeglijk naamwoord
Objectifs:
Accorder correctement l'adjectif qualificatif
Savoir la place de l'adjectif (devant ou derrière le nom)

Slide 1 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een...
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijwoord
D
voorzetsel

Slide 2 - Quiz

Welke van onderstaande woorden zijn bijvoeglijk naamwoorden? (Meerdere antwoorden mogelijk)
A
lief
B
auto
C
spelen
D
Duitse

Slide 3 - Quiz

Het bijvoeglijk naamwoord
Vormt zich naar het zelfstandig naamwoord. 
De standaard regel: 

Mannelijk enkelvoud:                                     grand
Vrouwelijk enkelvoud:    + e                              grande
Mannelijk meervoud:      + s                              grands
Vrouwelijk meervoud:  + es                              grandes

Slide 4 - Slide

Vul de juiste vorm in:
la _________________ maison
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 5 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
les amis _____________________
A
américain
B
américaine
C
américains
D
américaines

Slide 6 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
une personne __________________
A
élégant
B
élégante
C
élégants
D
élégantes

Slide 7 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
la mer ___________________ (bleu)

Slide 8 - Open question

Vul de juiste vorm in:
les filles _______________ (charmant)

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Vul de juiste vorm in:
Laura est _________________ (heureux)

Slide 11 - Open question

Vul de juiste vorm in:
La semaine _____________ (dernier)

Slide 12 - Open question

Vul de juiste vorm in:
Les mères _________________ (actif)

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

Let op bij klinkerbotsing

nouveau wordt nouvel
un nouvel ami
beau wordt bel
un bel hôtel
vieux wordt vieil
un vieil homme

Slide 15 - Slide

Vul de juiste vorm in:
la ______________ grand-mère
A
vieux
B
vieille
C
veielle
D
vieilles

Slide 16 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
Mon _________________ copain
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
D
nouvelles

Slide 17 - Quiz

Vertaal:
J'ai deux (mooie) _________ sœurs.

Slide 18 - Open question

Vertaal:
Le prof porte un pantalon (wit) _______

Slide 19 - Open question

Vertaal:
La voiture est très (oud) _____________

Slide 20 - Open question

Vul de juiste vorm in:
"J'ai une (bon) _____________ idée!"

Slide 21 - Open question

Vul de juiste vorm in:
C'est une région (dangereux) ___________________

Slide 22 - Open question

Plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord komt ACHTER het zelfstandig naamwoord. . Maar let op : 
1 - Regel  BAGS .: in de "BAGS" komen voor, uit de "BAGS" komen achter
         B voor  Beauty : schoonheid
         A voor  Age : leeftijd
         G voor Godness : Goddelijk
         S voor Size : maat
2 - De getalen : premier (eerste), deuxième (tweede), troisième (deerde), quatrième (vierde) , etc.. komen ook voor het zelfstandig naamwoord



Slide 23 - Slide

(blanche) une.... page......

Slide 24 - Open question

(nouveau)
un..... jean......

Slide 25 - Open question

(jolie)une....actrice.......

Slide 26 - Open question

Encore des questions?
Chapitre 1
Fais: ex. 15acd, 16df maken
Apprends: grammatica page 51

Slide 27 - Slide