What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Van Start pag 30, werkwoorden presens
LANGE KLANK EN KORTE KLANK
Schrijf op "kort" of "lang"
1 / 28
next
Slide 1:
Slide
NT2
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
This lesson contains
28 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
LANGE KLANK EN KORTE KLANK
Schrijf op "kort" of "lang"
Slide 1 - Slide
Wat hoor je? Is de klank kort of lang?
Slide 2 - Open question
Wat hoor je? Is de klank kort of lang?
Slide 3 - Open question
Wat hoor je? Is de klank kort of lang?
Slide 4 - Open question
Wat hoor je? Is de klank kort of lang?
Slide 5 - Open question
Wat hoor je? Is de klank kort of lang?
Slide 6 - Open question
Wat hoor je? Is de klank kort of lang?
Slide 7 - Open question
Wat hoor je? Is de klank kort of lang?
Slide 8 - Open question
Wat hoor je? Is de klank kort of lang?
Slide 9 - Open question
Wat hoor je? Is de klank kort of lang?
Slide 10 - Open question
Nu met woorden die uit twee lettergrepen bestaan......
Slide 11 - Slide
Wat hoor je? Is de klank kort of lang?
Slide 12 - Open question
Wat hoor je? Is de klank kort of lang?
Slide 13 - Open question
Wat hoor je? Is de klank kort of lang?
Slide 14 - Open question
Wat hoor je? Is de klank kort of lang?
Slide 15 - Open question
Wat hoor je? Is de klank kort of lang?
Slide 16 - Open question
Wat hoor je? Is de klank kort of lang?
Slide 17 - Open question
lange en korte klank bij werkwoorden
Slide 18 - Slide
Infinitief = vragen
Ik .....................
A
vragen
B
vraagt
C
vraag
D
vrag
Slide 19 - Quiz
Infinitief = kennen
Wij ..................
A
ken
B
kent
C
kennen
D
kenen
Slide 20 - Quiz
Infinitief = begrijpen
Jij .....................
A
begrijpt
B
begrijp
C
begrijppen
D
begrijpen
Slide 21 - Quiz
infinitief = liggen
Daniel .....................
A
lig
B
ligt
C
ligen
D
liggen
Slide 22 - Quiz
Infinitief = spreken
U .....................
A
spreek
B
spreekt
C
sprek
D
spreken
Slide 23 - Quiz
Infinitief = lezen
Hij ..........................
A
leezt
B
leest
C
lezen
D
lezzen
Slide 24 - Quiz
Infinitief = betalen
Jullie .....................
A
betaal
B
betal
C
betaalt
D
betalen
Slide 25 - Quiz
Infinitief = blaffen
De hond ...........
A
blaffen
B
blaaft
C
blaaf
D
blaft
Slide 26 - Quiz
infinitief = geloven
............ jij in een religie?
A
geloof
B
gelooft
C
geloven
D
gelooven
Slide 27 - Quiz
infinitief = reizen
.......... hij met de trein?
A
reizt
B
reizen
C
reis
D
reist
Slide 28 - Quiz
More lessons like this
Van Start pag 30, werkwoorden presens
January 2022
- Lesson with
25 slides
NT2
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
NT2 16 april, Spelling a/aa en werkwoorden
April 2024
- Lesson with
30 slides
NT2
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Spelling de infinitief en het voltooid deelwoord
June 2019
- Lesson with
24 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Spelling herhaling blok 5 en 6
April 2020
- Lesson with
13 slides
Spelling
Basisschool
Groep 5
TopTaal A0A1 10 juni
November 2022
- Lesson with
40 slides
NT2
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Klare Taal les 5 Werkwoorden
November 2022
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Van A tot Zin 1.7/1.8/1.9 BiZ/BiW
November 2022
- Lesson with
19 slides
NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Les 2 / Open & gesloten lettergrepen
October 2023
- Lesson with
25 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1