21.2 Niet-specifieke afweer

21.2
Niet-
specifieke
afweer
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

21.2
Niet-
specifieke
afweer

Slide 1 - Slide

1 aspecifiek:
huid en slijmvliezen
2 aspecifiek:
cellen en eiwitten complementsysteem
3 specifiek:
T-cellen en B-cellen: geheugen!

3 Afweerlinies
aspecifiek=
aangeboren

specifiek=
verworven tijdens je leven

Slide 2 - Slide

Eerste afweerlinie (a-specifiek)
  • Huid en slijmvliezen: niet-specifieke afweer.
  • Doel: Barrière vormen om ziekteverwekkers buiten het       
      lichaam houden.
  • Huid: Hoornlaag
  • Slijmvliezen: Bedekt alle openingen van het lichaam die in contact staan met de buitenwereld. (Spijsverteringskanaal, ademhalingsstelsel, voortplantingssysteem, urinewegen).

Slide 3 - Slide

Slijmvlies
  • Cellen liggen dicht op elkaar, zodat er geen ziekteverwekkers tussendoor kunnen glippen.
  • Productie slijm/speeksel als extra bescherming. Trilhaarcellen voeren het af.

Slide 4 - Slide

BINAS 84J3

Slide 5 - Slide

Welke van de onderstaande voorbeelden is GEEN vorm van
niet-specifieke afweer?
A
lysozymen
B
de huid
C
antistoffen
D
koorts

Slide 6 - Quiz

Prokaryoten, virussen en eukaryoten

Slide 7 - Slide

Prokaryoten: het microbioom
Alleen al in en rond je lichaam leven miljarden bacteriën, je microbioom, in totaal wel 1,5 kg. Veel soorten bacteriën zijn nuttig, zoals de darmbacteriën en bepaalde huidbacteriën die verhinderen dat andere, schadelijke bacteriën
zich op je huid vestigen.
Wat is de naam van de samenwerking tussen
ons (de gastheer) en de bacteriën?

Slide 8 - Slide

Noteer in 4 stappen hoe het AIDS-virus de gastheercel gebruikt om zich te vermeerderen
(Zie ook BINAS 77C)

Slide 9 - Slide

  1. Hechting virus aan receptoreiwitten op celmembraan van gastheercel.
  2. Vorming DNA uit virus-RNA m.b.v. reverse transcriptase.
  3. Vorming virus-RNA, translatie en vorming virusbestanddelen.
  4. Samenvoeging van virusbestanddelen en vrijkomen van virusdeeltjes.

Slide 10 - Slide

Virussen hebben lichaamsvreemde eiwitten aan hun buitenkant. Deze noemen we:
A
antigenen
B
antistoffen
C
progenen
D
antibody generators

Slide 11 - Quiz

Lichaamsvreemd en lichaamseigen
Om de afweertaak goed te kunnen uitvoeren, is je afweersysteem in staat onderscheid te maken tussen lichaamseigen en lichaamsvreemd. Al je lichaamscellen zetten moleculen aan de buitenkant van het celmembraan. Deze moleculen zijn afbraakproducten van oude eiwitten die de cel zelf heeft gemaakt. Het zijn antigenen: (antibody generator) moleculen die het afweersysteem kunnen activeren.

Slide 12 - Slide

Onze lichaamscellen zijn gemarkeerd met lichaamseigen eiwitten (antigenen) op een "dienblad".

Slide 13 - Slide

Ook lichaamsvreemde viruseiwitten kunnen op het MHC-1 van een geïnfecteerde cel gepresenteerd worden
Geïnfecteerde cel

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

 Complementsysteem: Bloedeiwitten (niet-specifiek)
Door contact van de complementeiwitten met een ziekteverwekker start een kettingreactie aan chemische omzettingen. Dat leidt tot drie mogelijke routes (Binas 84J1):
  • Lichaam produceert signaalstoffen; cytokinen wat zorgt o.a.  voor bloedvatverwijding en activatie van macrofagen.
  • Complementeiwitten vormen een laagje eiwitten  aan het oppervlak van
      de ziekteverwekker, zodat deze "gezien" worden: opsonisatie
  • Complementeiwitten perforeren het celmembraan van de bacterie,
      waardoor de bacterie doodgaat: lysis (bron 9).

Slide 16 - Slide

Bron 9 boek: bloedeiwitten/complementsysteem en BINAS 84J1
perforatie bacterie
hulptroepen door signaalstoffen
markeren van ziekteverwekkers

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

  • activatie
     complementEW
  • hierdoor
     chemotaxis leukocyten
  • fagoytose via
     opsonisatie bact.
  • lysis via
     perforerende cEW

BINAS 84J3
Bloedvat wijder en permeabel

Slide 19 - Slide

Wat is geen functie van
complement eiwitten?
A
lichaam stimuleren tot de productie van cytokinen
B
afbreken van celmembranen
C
aantrekken van macrofagen
D
antigeen presenteren op het celmembraan van geïnfecteerde gastheercel

Slide 20 - Quiz

Kan het complementsysteem helpen om virussen onschadelijk te maken? Zo ja, hoe?
A
Dat kan het complementsysteem niet. Virussen in cellen zijn onbereikbaar voor het complementsysteem.
B
Door cytokinen af te scheiden markeren complementeiwitten de geïnfecteerde cel.
C
Door opsonisatie maakt het complementsysteem de geïnfecteerde cel onbeweeglijk en daarmee een prooi voor macrofagen.
D
Complementeiwitten maken het membraan van geïnfecteerde cellen lek. de cel gaat dood, waardoor de cel geen nieuwe virussen meer vormt.

Slide 21 - Quiz

Witte bloedcellen: fagocyten en NK-cellen
Samen met het complementsysteem zijn verschillende typen witte bloedcellen betrokken bij de niet-specifieke afweer.
Witte bloedcellen die deeltjes opnemen en verteren zijn fagocyten (vreetcellen) . Een ander type witte bloedcel controleert de celmembranen van je cellen op afwijkende eiwitten. Dit zijn de natural killercellen (NK-cellen). Zij scheiden perforine af waardoor er lysis van de geïnfecteerde cel optreedt. Of zij zetten de geïnfecteerde cel aan tot apoptose.

Slide 22 - Slide

BINAS 84J3

Slide 23 - Slide

Monocyten, macrofagen en neutrofielen zijn fagocyterende cellen.

Monocyten komen vanuit het beenmerg in het bloed, zijn daar tijdelijk, verlaten de bloedbaan en rijpen uit tot macrofagen die enkele maanden in het weefsel verblijven.

Neutrofielen zijn al uitgerijpt als ze uit het beenmerg komen en leven maximaal 5 dagen. Dagelijks maken gezonde volwassenen 100 miljard neutrofielen aan.

Slide 24 - Slide

In een cel is het DNA van een virus geïntegreerd in het DNA van de geïnfecteerde cel. Het virus-DNA is actief. Twee beweringen zijn:
1) NK-cellen doden deze cel .
2) Er bevinden zich MHC-I-moleculen met virusantigenen aan het celoppervlak.
Welke van de beweringen is of zijn juist?
blz 181
rechterkolom
A
geen
B
1
C
2
D
1 en 2

Slide 25 - Quiz

Witte bloedcellen van de afweer ontstaan uit stamcellen
BINAS 84I

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Huiswerk
Bestudeer 21.2
Maken 21.2: vraag 1 tm 7

Slide 28 - Slide