Dissimilatie oefenvragen

• Biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Wat is het doel van dissimilatie?

1. Grotere moleculen afbreken tot kleinere
2. Grotere moleculen bouwen uit kleinere
3. Energie vrijmaken uit grote moleculen
4. Energie opslaan in grotere moleculen

Welke processen vinden plaats in producenten?

1. alleen dissimilatie
2. alleen assimilatie
3. dissimilatie en assimilatie
4. geen van allen

Noem de vier deelprocessen van de aerobe dissimilatie van glucose.

Aerobe dissimilatie

Alcoholgisting

Melkzuurgisting

Voortgezette assimilatie

Koolstofassimilatie

hoe vaak wordt de krebscyclus gebruikt voor de afbraak van 1 molecuul glucose?

1. 1/2 x
2. 1x
3. 2x
4. 4x

In BiNaS 68D is een membraan getekend. Hoe heet deze membraan?

1. buitenmembraan
2. binnenmembraan
3. cristae
4. matrix

(BiNaS 68D) Waarnaartoe worden de protonen verplaatst met behulp van de energie van het elektron tijdens de oxidatieve fosforylering.

1. van matrix naar tussenmembraanruimte
2. van tussenmembraanruimte naar matrix
3. van cytoplasma naar tussenmembraanruimte
4. van tussenmembraanruimte naar cytoplasma

Welke organismen voeren dissimilatie uit?

1. Alleen heterotrofe organismen
2. Alleen autotrofe organismen
3. Alleen reducenten
4. Alle organismen

Wat is het substraat bij de dissimilatie?

1. Chloroplast
2. CO2
3. Glucose
4. planten, dieren, bacteriën en schimmels

(BiNaS 68D) Waarnaartoe worden de waterstofionen verplaatst met behulp van de energie van het elektron tijdens de oxidatieve fosforylering?

1. van matrix naar tussenmembraanruimte
2. van tussenmembraanruimte naar matrix
3. van cytoplasma naar tussenmembraanruimte
4. van tussenmembraanruimte naar cytoplasma

Leg de werking van een enzym uit aan de hand van het plaatje hiernaast.

1. aerobe dissimilatie van vetzuren
2. anaerobe dissimilatie van aminozuren
3. melkzuurgisting

Bij oxidatieve fosforylatie worden de energierijke moleculen NADH en FADH2 omgezet. Bij welke processen zijn deze ontstaan?

1. N: glycolyse F: citroenzuurcyclus
2. N: glycolyse F: glycolyse + citroenzuurcyclus
3. N: glycolyse + citroenzuurcyclus F: citroenzuurcyclus
4. N + F: glycolyse + citroenzuurcyclus

Het gevormde NADH wordt niet omgezet tot NAD+. Wat is het gevolg voor de glycolyse?

1. De glycolyse gaat gewoon door
2. De glycolyse stopt

in welk deel van de aerobe dissimilatie van glucose is zuurstof nodig

1. in de glycolyse
2. in het pyruvaat dehydrogenase complex
3. in de krebscyclus
4. in oxidatieve fosforylering

Hoeveel moleculen pyrodruivenzuur kunnen er maximaal ontstaan er uit één molecuul glucose?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 0

Als één molecuul glucose de glycolyse in gaat, hoeveel ATP ontstaat er netto?

1. 2
2. 4
3. 6
4. 8