This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Zinsbouw
Slide 1 - Slide
Doel:
Je formuleert correcte samengestelde zinnen.
Deze les gaat over de correcte volgorde van woorden in een zin.
Slide 2 - Slide
Is hier sprake van congruentie (goed) of incongruentie (fout)? Bijna tachtig procent van de Nederlanders noemt zich gelukkig.
A
Congruentie
B
Incongruentie
Slide 3 - Quiz
Een groepje kinderen gingen gisteren naar het zwembad. Welke stijlfout zit er in deze zin?
A
Congruentie
B
Incongruentie
Slide 4 - Quiz
De musea in Rotterdam IS / ZIJN gesloten.
A
Is
B
Zijn
Slide 5 - Quiz
Het personeel van het ziekenhuis STAAKT / STAKEN.
A
Staakt
B
Staken
Slide 6 - Quiz
Wat is de persoonsvorm in de zin: Bart heeft geen zin in appelmoes.
Slide 7 - Open question
Hoe herken je een samengestelde zin?
Slide 8 - Open question
Samengestelde zin
Samengestelde zin
=
een zin met meer dan 1 persoonsvorm!
Vaak 2 losse zinnen met soms een voegwoord
VB: Ik ga weg, want ik wil mijn vrienden zien.
Slide 9 - Slide
Volgorde van zinnen:
Een gewone zin heeft de volgende volgorde:
Onderwerp
Persoonsvorm
Slide 10 - Slide
De persoonsvorm staat altijd op de tweede plek in de zin. Tenzij de zin een vraag is.
Doet Jaimie morgen rijexamen?
Slide 11 - Slide
Weer een nieuw woord:
Inversie:
De volgorde staat anders in de zinnen.
Het onderwerp staat niet vooraan.
Vrijdag ga ik patat eten. Zaterdag ga ik pannenkoeken eten.
Slide 12 - Slide
Let op:
Inversie is niet fout! De zin staat goed. Alleen soms gaat het wel mis en dat heet FOUTIEVE inversie.
Slide 13 - Slide
Om dit niet verkeerd te doen:
zet in de tweede zin van de samengestelde zin het onderwerp weer vooraan!
Slide 14 - Slide
Tip 2
TIP:
Gebruik maximaal twee zinnen in een samengestelde zin. Gebruik je meer, dan is de kans groot dat je fouten maakt
Slide 15 - Slide
Is in de zin sprake van correcte of foutieve inversie? Morgen wordt de nieuwe website officieel gelanceerd, maar vanaf vandaag is hij al zichtbaar voor medewerkers van het bedrijf
A
correcte inversie
B
foutieve inversie
Slide 16 - Quiz
Is in de zin sprake van correcte of foutieve inversie? De nieuwe contracten zijn inmiddels door alle werknemers ondertekend en treden ze op 1 augustus in werking.
A
correcte inversie
B
foutieve inversie
Slide 17 - Quiz
Welke foutieve samentrekking? ''Zijn broek kostte tachtig euro, maar vind ik niet mooi.''
A
Verschil in grammaticale functie
B
Verschil in getal
C
Verschil in betekenis
Slide 18 - Quiz
Welke zin is juist?
A
Morgen doet Jaimie rijexamen.
B
Morgen Jaimie doet rij examen.
Slide 19 - Quiz
Ik ga vrijdag op excursie en dus slaap ik zaterdag uit.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 20 - Quiz
Vrijdag ga ik op excursie en slaap ik zaterdag uit.