Persoonlijk, bezittelijk, wederkerend en wederkerig voornaamwoord

Grammatica woordsoorten
blok 1 
2 thavo
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Grammatica woordsoorten
blok 1 
2 thavo

Slide 1 - Slide

Doel van deze les
Je kunt persoonlijke, bezittelijke, wederkerige en wederkerende werkwoorden herkennen.
PAK JE SCHRIFT en MAAK NOTITIES.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Een persoonlijk voornaamwoord ...
A
geeft aan van wie iets is
B
zegt iets over een situatie
C
duidt een persoon of ding aan
D
zegt aan wie iets gegeven wordt

Slide 4 - Quiz

Een bezittelijk voornaamwoord ...
A
zegt iets over een werkwoord
B
geeft aan wie iets doet
C
geeft aan hoe iemand zich voelt
D
geeft aan van wie iets is

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Video

Bezittelijk voornaamwoord
Geeft aan van wie iets is en staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
Dit noemen we ook bijvoeglijk gebruikt.

Het voegt iets bij een zelfstandig naamwoord bij.

 

Slide 7 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden

mijn (bez.vnw) fiets (zn)
onze (bez. vnw) tassen (zn)
jouw (bez. vnw) mooie (bn) auto (zn)
Die fiets is van mij (pers. vnw) LET OP

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Wat is het bezittelijk vnw?
Jouw koptelefoon heb je van mij gekregen
A
jouw
B
mij

Slide 10 - Quiz

Wat is het bezittelijk vnw.?
Die mooie e-bike die daar staat, is van mij.
A
mij
B
er is geen bezittelijk vnw.

Slide 11 - Quiz

Maken:
opdracht 13 blz.  24

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Dit woord is het enige wederkerige voornaamwoord:
A
me
B
elkaar
C
zich
D
ons

Slide 14 - Quiz

Welke van de onderstaande voorbeelden bevat een wederkerend voornaamwoord?
A
Die broer van jou
B
Ik schaam me
C
Ik lees ze niet
D
Hij heeft geleerd

Slide 15 - Quiz

Wederkerend voornaamwoord
Het onderwerp keert terug:
Ik (ow) schaam (pv) me (wed. vnw)
Hij (ow) schaamt (pv) zich (wed. vnw)
Wij (ow) schamen (pv) ons (wed. vnw)

Het onderwerp verandert en het wederkerend voornaamwoord verandert mee.

Ik (ow) was me(zelf) (wed. vnw) . Hij (ow) scheert zich(zelf) (wed. vnw)

Slide 16 - Slide

Samengevat
- Een persoonlijk voornaamwoord duidt een persoon of ding aan. 
- Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. 
- Het enige wederkerige voornaamwoord is: elkaar (soms geschreven als mekaar of elkander)
- Bij een wederkerend voornaamwoord keert het onderwerp in de zin weder (het komt terug). Het hangt van het onderwerp af, welk voornaamwoord je gebruikt. Ik schaam me en jullie schamen je.

Slide 17 - Slide

Afsluiting
Je kunt persoonlijke, bezittelijke, wederkerige en wederkerende werkwoorden herkennen.

Onze schoenen staan in de gang.
Zij vragen zich af wie dat is.
Ik ben blij met dat boek van hem.
Wanneer hebben jullie elkaar gezien?

Slide 18 - Slide

Maken
(opdracht 13), 14 en opdracht 16
IN JE SCHRIFT
BIJSPIJKEREN BLOK 1 GRAMMATICA

Slide 19 - Slide