13.4 Kou en hitte

Hoofdstuk 13: Dieren en planten
13.4
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 13: Dieren en planten
13.4

Slide 1 - Slide

Programma
  • Terugblik vorige les
  • Introductie van de leerdoelen
  • Uitleg paragraaf 13.4
  • zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Je leert hoe dieren zijn aangepast aan koude of warme omstandigheden.
  • Je leert hoe planten in een droge omgeving leven.

Slide 3 - Slide

Heeft een insect een open of een gesloten bloedsomloop?
A
open
B
gesloten

Slide 4 - Quiz

Wat vervoert het bloed bij de vis
A
zuurstof
B
zuurstof en voedingsstoffen
C
voedingsstoffen en afvalstoffen
D
zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen

Slide 5 - Quiz

Hoe heet het onderdeel dat de voedingstoffen vervoerd in de plant?
A
vaatbuisjes
B
vaatbundels
C
haarvaten

Slide 6 - Quiz

Wat vervoeren de houtvaten?
A
water en mineralen
B
water en glucose
C
water en zuurstof
D
water

Slide 7 - Quiz

Heeft een vis een open of een gesloten bloedsomloop
A
open
B
gesloten

Slide 8 - Quiz

Bij de plant zit in de buitenring de
A
Houtvaten
B
Bastvaten

Slide 9 - Quiz


A
Enkele bloedsomloop
B
Vissenbloedsomloop
C
Dubbele bloedsomloop
D
Achtvormige bloedsomloop

Slide 10 - Quiz

Welke stoffen neemt de plant waar op en hoe?
Huidmondjes
Wortelharen
Koolstofdioxide
Water
Mineralen

Slide 11 - Drag question

Waar neemt de plant de onderdelen op?
huidmondjes
Wortels
Dit neemt de plant niet op
Water
Mineralen
Koolstofdioxide
Glucose
Zuurstof
Aarde

Slide 12 - Drag question

Geef aan welke stellingen juist - en onjuist 
zijn als het gaat om planten? 
Juist
Onjuist
Alleen de stengel en de bladeren van de plant bevatten vaatbundels
De vaten in planten waarin het water van beneden naar boven stroomt, zitten in dezelfde vaatbundel als de vaten waarin het water van boven naar beneden stroomt
De vaten waarin het water met opgeloste stoffen vn boven naar beneden stroomt, vervoeren ook glucose
De vaten waarin water met mineralen stroomt, zitten aan de buitenkant van de vaatbundel

Slide 13 - Drag question

Wat is juist over de bloedsomloop van een insect? Meerdere antwoorden mogelijk.
A
Rode bloedcellen zijn niet aanwezig
B
Bloed verlaat de bloedsomloop
C
Zuurstof wordt door het bloed vervoerd
D
Koolstofdioxide wordt door het bloed vervoerd

Slide 14 - Quiz

Welk orgaan lijkt geen zuurstof te krijgen via de standaard bloedsomloop van een vis?
A
Lever
B
Hersenen
C
Kieuwen
D
Hart

Slide 15 - Quiz

Doelen
  • De leerling kan uitleggen hoe dieren zich beschermen tegen kou
  • De leerling kan uitleggen hoe dieren zich beschermen tegen hitte
  • De leerling kan verschillen tussen warm en koudbloedige dieren benoemen.
  • De leerling kan vertellen hoe planten droogte overleven.

Slide 16 - Slide

Kou en hitte

Slide 17 - Slide

Bescherming tegen kou
Warmbloedige dieren zijn dieren waarbij de lichaamstemperatuur redelijk constant is. Hun lichaam is zo gemaakt dat ze niet teveel opwarmen of af koelen.  

Veel zoogdieren doen dat door hun vacht en vogels doen dat met hun veren. Daarin zit stilstaande lucht waarmee ze zichzelf isoleren. 

Slide 18 - Slide

Bescherming tegen kou
Een tweede manier waarop dieren zich kunnen beschermen is door een dikke vetlaag. Deze vetlaag doet eigenlijk hetzelfde als een vacht of veren, het isoleert. Dieren die in het water leven hebben vaak vettige haren waarmee ze het water van zich af kunnen laten glijden, want dat water onttrekt veel warmte van het lichaam.



Slide 19 - Slide

Egel
Gaat in winterslaap
=
slaapt de hele winter door


De lichaamstemperatuur daalt naar zo'n 5 graden en blijft tijdens de hele winter zo laag.
Eekhoorn
Gaat in winterrust
=
wordt af en toe wakker, als het wat minder koud is in de winter

De lichaamstemperatuur daalt en hoe langer hij in rust is, hoe lager hij wordt. als hij wakker is, gaat de temperatuur weer omhoog.

Slide 20 - Slide

Egels en eekhoorns verzamelen allebei een voorraad voedsel.
Waarom heeft de eekhoorn meer voedsel nodig?

Slide 21 - Open question

Wat is niet waar over de winterslaap van de egel?
A
De lichaamstemperatuur stijgt.
B
De activiteit blijft hetzelfde
C
Het lichaamsgewicht neemt af.
D
De ademhaling en de hartslag dalen

Slide 22 - Quiz

Welk gevaar loopt een egel als de winter streng is en lang duurt?

Slide 23 - Open question

Wat doen dieren tegen de hitte?
Allereest neemt de vacht of vetlaag af. Als dat onvoldoende is kunnen ze op een aantal manieren hun overtollige warmte kwijtraken:
1. Zweten (niet alle dieren kunnen dat)
2. Warmte afgeven via het bloed aan de lucht. (door in de wind te staan, te hijgen, of te wapperen met oren)
3. warmte overgeven aan koude oppervlakken 

Slide 24 - Slide

Vraag 5
Een klein dier koelt sneller af via zijn huid dan een groot dier.

WAAR
NIET WAAR

Slide 25 - Slide

Waardoor koelt een klein dier snel af?
Afkoelen via de huid: lichaamsoppervlak

- Klein dier: meer lichaamsoppervlak 
ten opzichte van inhoud!!!!
REKEN OPGAVE:
Opp kleine kubus en Opp gr kubus
Inh kleine kubus en Inh gr kubus

Slide 26 - Slide

Hoe leeft een koudbloedig dier?
Koudbloedige dieren nemen de temperatuur van hun omgeving aan. Ze hebben vaak wel lichaamswarmte nodig en liggen daarom vaak in de zon om warm te worden. Als ze namelijk te koud worden dan gaat hun verbranding langzamer en kunnen ze zich minder snel bewegen. (niet handig als prooidier)

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Link

Hoe overleven planten droogte?
Woestijnplanten
Verdamping tegengaan, oa (zie blz 191):
  • Vetlaagje rondom de bladeren
  • Kleine blaadjes met weinig huidmondjes
  • Behaarde bladeren

Water opnemen en opslaan 
  • Lange wortels of breed vertakt en oppervlakkig
  • Water opslaan in de stengel

Slide 29 - Slide

Hoe overleven planten droogte?
Poolplanten:
Hebben veelal dezelfde aanpassingen als woestijnplanten. 
  • Kleine blaadjes => weinig fotosynthese => groeien langzaam => blijven klein.
  • Bladeren vormen een rozet: ze liggen op de grond rondom de stengel 
  • Bladeren zijn behaard  zodat ze minder water verdampen

Slide 30 - Slide

Aan de slag
Wat?                  Maken Paragraaf 13.4. Opdrachten 12 tm 20
Hoe?                  boek. ZS
Vraag?             Vraag de docent.
Klaar?                Kijk of je dit voor jezelf helder kunt opschrijven                                     (samenvatten) 

Slide 31 - Slide