Vul daar de code, die hier linksonder in beeld staat, in
1 / 33
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 7
This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Pak een Chromebook
Ga naar de website lessonup.app
Vul daar de code, die hier linksonder in beeld staat, in
Slide 1 - Slide
Werkwoordspelling
We gaan werkwoordspelling oefenen zoals dat bij Stenvert wordt gedaan.
Maar er worden ook extra vragen gesteld tijdens deze quiz.
Onthoud: alle werkwoorden staan in de verleden tijd!
Slide 2 - Slide
Wat komt er op de puntjes? 'Wat (denken) ... je van enkele raadsels?'
Slide 3 - Open question
Wat komt er op de puntjes? 'Wat (zeggen) ... de smurf toen hij zijn hoofd (stoten) ...?'
A
zegde; stootte
B
zegde; stote
C
zei; stootte
D
zei; stote
Slide 4 - Quiz
Wat komt er op de puntjes? 'Hij (roepen) ...: "Oh nee, weer een blauwe plek!"'
Slide 5 - Open question
Wat is het onderwerp in deze zin? 'Ria (kennen) ... een raadsel.'
A
een raadsel
B
Ria
C
een
D
raadsel
Slide 6 - Quiz
Is 'vragen' een sterk of zwak werkwoord? 'Ria (vragen) ...: "Wat is blauw en slingert tussen de bomen door?"'
A
sterk
B
zwak
Slide 7 - Quiz
Is het onderwerp enkelvoud of meervoud? 'Haar moeder (nadenken) ... en (reageren) ...: "Geen idee."'
A
enkelvoud
B
meervoud
Slide 8 - Quiz
Komt er in de verleden tijd een 'd' of een 't' achter 'lachen'? 'Ria (lachen) ... en (zeggen) ...: "Tarzan in de winter!"'
A
d
B
t
Slide 9 - Quiz
Wat is het onderwerp in deze zin? 'Ook Ben (thuiskomen) ... van school ... met een raadsel.'
Slide 10 - Open question
Wat komt er op de puntjes? 'Hij (stellen) ... aan zijn vader de vraag: "Paps, hoe noem je een hond zonder poten?"'
Slide 11 - Open question
Wat komt er op de puntjes? 'Zijn vader (nadenken) ... diep ... en (antwoorden) ...: "Het maakt niet uit hoe je hem noemt, als je hem roept, komt hij toch niet."'
A
dacht na; antwoorde
B
dacht na; antwoordde
C
dankt na; woordde ant
D
dacht na; woordde ant
Slide 12 - Quiz
Waar moeten we op letten bij het schrijven van de persoonsvorm verleden tijd?
Slide 13 - Mind map
Waar letten we op?
Wat is het onderwerp in de zin? Is dit enkelvoud of meervoud?
Is het werkwoord sterk of zwak?
Als het werkwoord zwak is, komt er dan een 'd' of een 't' achter de stam?
Slide 14 - Slide
En nu toepassen!
Charlotte, een meisje van zes, (zeggen) ... op een dag tegen haar tante Ursula:
"Vroeger (hopen) ... ik dat ik ooit een tweeling (krijgen) ..., maar nu niet meer."
Slide 15 - Slide
En nu toepassen!
Charlotte, een meisje van zes, (zeggen) zei op een dag tegen haar tante Ursula:
"Vroeger (hopen) hoopte ik dat ik ooit een tweeling (krijgen) kreeg, maar nu niet meer."
Slide 16 - Slide
En nu toepassen!
Tante Ursula (lachen) ... en (informeren) ... waarom Charlotte geen tweeling meer (willen) ....
"Dat maakt toch een vreselijk kabaal", (zuchten) ... het meisje.
Slide 17 - Slide
En nu toepassen!
Tante Ursula (lachen) lachte en (informeren) informeerde waarom Charlotte geen tweeling meer (willen) wilde.
"Dat maakt toch een vreselijk kabaal", (zuchten) zuchtte het meisje.
Slide 18 - Slide
Wat is het onderwerp in deze zin? 'Restaurant "De Vleespotten" (zijn) ... failliet gegaan.'
A
Restaurant
B
failliet
C
Restaurant "De Vleespotten"
D
failliet gegaan
Slide 19 - Quiz
Zijn de onderwerpen enkelvoud of meervoud? 'Mensen die er ooit (hebben) ... gegeten, (vertellen) ... de vreselijkste verhalen.'
A
allebei enkelvoud
B
allebei meervoud
C
eentje enkelvoud en eentje meervoud
Slide 20 - Quiz
Zijn de werkwoorden sterk of zwak? 'Zo (vertellen) ... Gerrit een verhaal waarvan hij me verzekerde dat het zeker waar (zijn) ....'
A
allebei sterk
B
allebei zwak
C
eentje sterk en eentje zwak
Slide 21 - Quiz
Komt er in de verleden tijd een 'd' of 't' achter de stam van 'bestellen'?
A
d
B
t
Slide 22 - Quiz
Wat komt er op de puntjes? 'Op een dag (zitten) ... hij in "De Vleespotten" en (bestellen) ... soep.'
A
zaten; bestelden
B
zat; bestelden
C
zaten; bestelde
D
zat; bestelde
Slide 23 - Quiz
En nu helemaal zelf!
Slide 24 - Slide
Wat komt er op de puntjes? 'De ober (opnemen) ... de bestelling ... en (brengen) ... hem ogenblikkelijk het gevraagde.'
A
namen op; brengde
B
namen op; bracht
C
nam op; brengde
D
nam op; bracht
Slide 25 - Quiz
Wat komt er op de eerste 3 puntjes? 'Gerrit (merken) ... echter dat er een vlieg in zijn soep (drijven) ....'
Slide 26 - Open question
Wat komt er op de tweede 3 puntjes? 'Gerrit (merken) ... echter dat er een vlieg in zijn soep (drijven) ....'
Slide 27 - Open question
Wat komt er op de eerste 3 puntjes? 'Hij (worden) ... boos en (halen) ... de ober erbij.'
Slide 28 - Open question
Wat komt er op de tweede 3 puntjes? 'Hij (worden) ... boos en (halen) ... de ober erbij.'
Slide 29 - Open question
Wat komt er op de eerste 3 puntjes? 'Die (knikken) ..., (glimlachen) ... en (geruststellen) ....'
Slide 30 - Open question
Wat komt er op de tweede 3 puntjes? 'Die (knikken) ..., (glimlachen) ... en (geruststellen) ....'
Slide 31 - Open question
Wat komt er op de derde 3 puntjes? 'Die (knikken) ..., (glimlachen) ... en (geruststellen) ....'
Slide 32 - Open question
"Dat kleine vliegje in uw soep, ach meneer, de spin op uw lepel zal het wel opeten.'