Chapitre 6: Aller + futur proche

Aller + Futur proche
  • Aan het eind van de les ken ik het rijtje van aller.
  • Aan het eind van de les kan ik de futur proche gebruiken en herkennen.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Aller + Futur proche
  • Aan het eind van de les ken ik het rijtje van aller.
  • Aan het eind van de les kan ik de futur proche gebruiken en herkennen.

Slide 1 - Slide

Aller = gaan
Het werkwoord aller betekent in het Nederlands gaan

Ik ga, jij gaat, zij gaan etc.

Kijk op de volgende slide de video en doe mee.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Apprendre par coeur
Je vais
Tu vas
Il / Elle va
Nous allons
Vous allez
Ils / Elles vont

Slide 4 - Slide

Comment tu ____ au collège?
A
vais
B
vas
C
va
D
vont

Slide 5 - Quiz

Je ____ au Parc Astérix.
A
vais
B
vas
C
va
D
vont

Slide 6 - Quiz

Nous ______ à l'école.
A
vais
B
allez
C
va
D
allons

Slide 7 - Quiz

Grandes Lignes blz. 74 voor de theorie van Aller.

Maak de opdrachten 29de.
Je krijgt hiervoor 5 minuten.


Als je eerder klaar bent, in stilte woorden ABE herhalen. 


De antwoorden nemen we zo na afloop klassikaal door.

Dus.... hou je antwoorden overzichtelijk en paraat!
timer
5:00

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Hoe werkt?
De FUTUR PROCHE, in het Nederlands de nabije toekomst, is een werkwoordtijd.
Bij de nabije toekomst gebruiken we het werkwoord gaan + hele werkwoord (ik ga zo opruimen),
en in het Frans is dat precies hetzelfde werkwoord: ALLER + infinitief (je vais ranger tout à l'heure)

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Le futur proche
Voorbeelden:
Je vais jouer
Tu vas jouer
Il / Elle / On va jouer
Nous allons jouer
Vous allez jouer
Ils / Elles vont jouer

Slide 12 - Slide

Qu'est-ce que tu _________ (gaat doen)?
A
va faire
B
vas faire
C
vais faire
D
allons faire

Slide 13 - Quiz

Nous ____________ (gaan spelen) de la guitare.
A
allez jouer
B
vont jouer
C
va jouer
D
allons jouer

Slide 14 - Quiz

Zet in de juiste volgorde:
allez - les devoirs - faire - Vous

Slide 15 - Open question

Zet in de juiste volgorde:
- va - Elle - à Paris - faire du shopping

Slide 16 - Open question

Vous avez encore des questions?

Slide 17 - Open question

Wij gaan door op verbuga.eu
Werkwoord: ALLER

Tijd: Présent

Eerste even  "spieken'' in je boek en daarna alleen verder 

Slide 18 - Slide

timer
5:00

Slide 19 - Slide

Huiswerk
    - Oef 30bc (vertalen en in de juiste volgorde zetten)
    - werkwoord ALLER uit je hoofd kennen
    - Leren voor bonustoets (ABCE)

Slide 20 - Slide