RVV 04

Welke omschrijving maakt deel uit van de definitie ‘voorrang verlenen’?
A
Betrokken bestuurders in staat stellen door te rijden.
B
Betrokken bestuurders in staat stellen ongehinderd hun weg te vervolgen.
C
Betrokken weggebruikers in staat stellen ongehinderd hun weg te vervolgen.
1 / 15
next
Slide 1: Quiz

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Welke omschrijving maakt deel uit van de definitie ‘voorrang verlenen’?
A
Betrokken bestuurders in staat stellen door te rijden.
B
Betrokken bestuurders in staat stellen ongehinderd hun weg te vervolgen.
C
Betrokken weggebruikers in staat stellen ongehinderd hun weg te vervolgen.

Slide 1 - Quiz

Wat houdt de bepaling in dat bestuurders een kruispunt niet mogen blokkeren?
A
Zij moeten het gehele kruispunt altijd in z'n geheel vrij laten.
B
Zij moeten ook voor overstekende voetgangers een doorgang vrij laten.
C
Zij hoeven voor overstekende voetgangers de doorgang niet vrij te houden, omdat voetgangers niet mee doen in de voorrangsregeling.

Slide 2 - Quiz

Voor wie geldt de verplichting, dat zij een kruispunt niet mogen blokkeren?

A
Bestuurders van motorvoertuigen.
B
Alle weggebruikers.
C
Alle bestuurders.

Slide 3 - Quiz

Op de hoofdregel van het voorrang verlenen geldt de volgende uitzondering:

A
Bepaalde bestuurders op een onverharde weg verlenen voorrang aan bestuurders op een verharde weg.
B
Bestuurders verlenen op kruispunten voorrang aan bestuurders van een motorvoertuig.
C
Bestuurders verlenen voorrang aan bestuurders van een tram.

Slide 4 - Quiz

Aan wie moet u voorrang verlenen als u uit een onverharde weg komt?
A
Een automobilist op de verharde weg van rechts die achteruit rijdt.
B
Iemand op de verharde weg, die met een paard aan de hand loopt en van links komt.
C
Alle weggebruikers op de verharde weg.

Slide 5 - Quiz

Welke vlag of vlaggen worden gevoerd door het voorste motorvoertuig van een militaire kolonne?

A
Eén blauwe vlag.
B
Twee groene vlaggen.
C
Twee blauwe vlaggen.

Slide 6 - Quiz

Welke vlag of vlaggen worden gevoerd door het achterste motorvoertuig van een militaire kolonne?
A
Eén groene vlag.
B
Twee groene vlaggen.
C
Twee blauwe vlaggen.

Slide 7 - Quiz

Waar mag een uitvaartstoet van motorvoertuigen niet doorsneden worden?
A
Op kruispunten van wegen van gelijke orde.
B
Op alle kruispunten.
C
Op alle kruispunten die niet door verkeerslichten geregeld worden.

Slide 8 - Quiz

De bestuurder van een personenauto wil een aan de linkerzijde van de weg gelegen inrit inrijden. Welke bewering is juist?
A
Hij moet voorsorteren.
B
Hij hoeft niet voor te sorteren.
C
Hij moet rechts gaan staan.

Slide 9 - Quiz

Aan welke zijde(n) mogen bestuurders trams inhalen?

A
Alléén links.
B
Alléén rechts.
C
Zowel links als rechts.

Slide 10 - Quiz

Een bestuurder van een personenauto slaat rechtsaf op een kruispunt. Wie moet hij voor laten gaan?
A
Alle bestuurders die rechtdoor gaan.
B
Al het recht doorgaande verkeer op dezelfde weg.
C
Dat wordt bepaald door hoe de voorrang op het kruispunt geregeld is.

Slide 11 - Quiz

Wat zijn haaientanden?
A
Witte voorrangsdriehoeken.
B
Voorrangsdriehoeken die in combinatie met verkeersbord B6 moeten worden geplaatst.
C
Voorrangsdriehoeken op het wegdek.

Slide 12 - Quiz

Wat is de betekenis van dit verkeersbord?
A
Verbod voor vrachtauto’s om motorvoertuigen in te halen.
B
Verbod voor vrachtauto’s om motorvoertuigen op meer dan twee wielen in te halen.
C
Verbod voor vrachtauto’s en autobussen om motorvoertuigen in te halen.

Slide 13 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van voor laten
gaan?

A
Gehandicaptenvoertuig en voetganger met hond – personenauto.
B
Gehandicaptenvoertuig – personenauto – voetganger met hond.
C
Personenauto – gehandicaptenvoertuig en voetganger met hond.

Slide 14 - Quiz

Hoe luidt in het RVV het begrip 'kruispunt'?

A
Kruising of splitsing van wegen, met inbegrip van spoor- en tramkruisingen.
B
Kruising of splitsing van wegen, behalve spoor- en tramkruisingen.
C
Kruising of splitsing van wegen.

Slide 15 - Quiz